Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Poëzie. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Poëzie. Sorteren op datum Alle posts tonen

woensdag 25 maart 2015

De Leek en de Poëzie


Die leek ben ik en ik hou van poëzie.
Voor mij is poëzie o.a. samengebalde emotie.
Maar het is ook een soort overgangsvorm tussen muziek en proza. Dat vind ik. Daarom ‘moet’ het zingen, er ‘moet’ een cadans in zitten. Behalve als het boze emotie is, dan hoeft het niet. Dan mag het rauw, kort en heftig de emotie weerspiegelen.
Waarom vind ik moderne gedichten dan soms niets?

Een paar weken geleden ging de aflevering van George Gently ook over poëzie en de schrijvers daarvan. Zijn hulp, John Bacchus, waar ik af en toe kromme tenen van krijg had ook zo zijn oordeel klaar: ‘het rijmt niet eens’.
Moet het rijmen dan? Nee dat hoeft niet perse als die cadans er maar is; die ‘drie- of vierkwartsmaat’ of anderszins.

Voor de gein heb ik een paar moderne gedichten eens gewoon achter elkaar gezet als proza. Het werd nog mooier.
Soms nodigt een zin inderdaad uit om verder te lezen op de volgende regel maar vaak houdt het - in mijn ogen - nodeloos op.
Bij mij, wanneer ik lees, lijkt er een fractie van een seconde te zitten tussen het overgaan van de ene naar de andere regel. Dat kan dan weloverwogen gebruikt worden, de zinnen echter afbreken op verkeerde momenten is dan niet slim, ook al zijn de zinnen mooi, de woordkeus zinderend en diepzinnig.
Een gedicht moet niet stotterend lezen, maar vloeiend verlopen, zingen, verglijden.

Nu heb ik in mijn leven wel ontdekt dat ik, in tegenstelling tot veel anderen mensen, een sterk ontwikkeld ritmegevoel heb. Zou daar mijn knoop kunnen zitten met veel eigentijdse poëzie?
Vroeger hield men zich aan strofen en een metrum. Nu hoeft dat niet meer. Maar wanneer een poëet denkt dat hij/zij ritmegevoelig is maar het eigenlijk niet is....
Dan krijg je van die kromme-tenen-gedichten-die-net-niet-kloppen.
Het gedicht van Ingmar Heytze rijmt van geen kant en toch vind ik het aangenaam om te lezen.

Echt volledig duidelijk krijg ik het voor mezelf (nog) niet.
Ik werk eraan.

donderdag 26 januari 2017

Week van de poëzie


Vandaag begint de week van de poëzie alweer; het is niet bij te houden. Het is wel lekkere bezigheidstherapie; al die dagen, weken en maanden 'van...'
Dit gedicht vond ik wel toepasselijk:

Sommigen houden van poëzie

Sommigen -
ofwel niet allen.
Zelfs niet de meerderheid van allen, maar de minderheid.
De school waar het moet en de dichters zelf
niet meegerekend,
zullen dit er twee op de duizend zijn.

Houden van -
maar van kippensoep met vermicelli kun je ook houden,
en van complimentjes en de kleur blauw,
van een oud sjaaltje,
van je verzetten,
van de hond aaien.

Poëzie -
alleen, wat is poëzie eigenlijk.
Op deze vraag is al
menig twijfelend antwoord gegeven.
Maar ik weet het niet en daaraan houd ik mij vast
als aan een reddende leuning.


Wislawa Szymborska (1923 - 2012)


Toch ook even mijn complimenten aan Gerard Rasch (1946 - 2004) die haar gedichten zo knap heeft vertaald.

donderdag 31 januari 2019

Gedichtendag


Het is vandaag gedichtendag; de eerste dag van de week van de Poëzie.
Tom Lanoye zegt er iets over in Trouw.
Aan de ene kant zegt hij: ‘Poëzie is totale vrijheid’ en later:
‘In het ideale geval ben je authentiek, dus heb je echt iets te zeggen, en beschik je daarnaast over alle technische middelen om het tot uitdrukking te brengen. Dan ben je de perfecte dichter.’

Ik zou het willen omdraaien: wanneer je authentiek bent, iets te zeggen hebt en beschikt over de technische middelen.....dan heb je alle vrijheid.
Teveel mensen stoppen na die eerste zin. En denken dat poëzie totale vrijheid is zondermeer. Dan krijg je van dat theatrale gerijmel.
Maar daar heb ik al eerder iets over gezegd.

Lof Gods?

Na een loflied op de scheppende God, waarbij ik associaties kreeg met Job 38 besluit Michel van der Plas – pseudoniem voor Bert Brinkel – zijn gedicht met:

Want ook wat Hem ontkent is nog Zijn lof.

En ik zelfs, ik, die niet wil buigen, God,
die huiver van Uw macht; die U ontzeg
te heersen over mijn geheim verlangen; -
ik sluit me op, ik wil niet, ik verzegel
mijn mond; ik trek de muren van mijn huis
dicht om me heen en maak een vuur en voed het
en gooi mijn hoop en wanhoop op de vlammen;
ook ik, die enkel nog de brand wil zien
en mijn twee handen voor mijn oren houd, -
mijn God, het helpt mij niet, ik ben lof Gods.

Onmeetbare, eeuwige lof van God
uit al wat valt en klimt, wat beeft en kronkelt
in ruimte en tijd, bewust of onbewust,
gevangen ben ik, er is geen ontkomen, -
en met mijn lippen stokstijf op elkaar
en met mijn vuisten in mijn oren zit ik,
ik wil niet en ik moet, lof Gods te zijn,
lof, lof, en ik begrijp het niet en wil.


Michel van de Plas (1927 – 2013)
uit: God en omstreken 1988


Eigenlijk best relativerend. Ik hoef niet zo nodig bezig te zijn om God altijd maar de eer te geven; die lof Gods. Daar zorgt Hij zelf wel voor.
Het is ook zo’n abstract begrip waar ik eigenlijk geen raad mee weet.
Wanneer mijn innerlijke blik op Hem gericht blijft is mijn ‘zijn’ genoeg. Zijn lof is niet afhankelijke van mijn zielenroerselen.

maandag 27 februari 2012

De vlek

Van Willem Jan Otten.
Otten kende ik van ‘Specht en Zoon’ , van ‘Waarom komt U ons hinderen’ en van enkele gedichten w.o. een gedicht over Maria, maar dat is weer een heel ander verhaal.
Ik waardeer Otten om zijn originaliteit en zijn belezenheid.
‘De vlek’ is een verhaal in poëzie. Ik kreeg associaties met ‘de Beatrijs’ en 'Floris ende Blancefloer' die ik ooit op school heb moeten lezen en waarover ik op de Wikipagina terug moest lezen wat het verhaal was. Helemaal vergeten behalve dat het verhalen in poëzie waren.
Poëzie is voor mij samengebalde emotie. Reden om de vertelling van Otten langzaam te lezen en elke zin goed tot me door te laten dringen.
Het is geschreven vanuit het perspectief van een tweelinghelft die bewaker is in een ziekenhuis. Zijn broer waar ie geen contact meer mee heeft sinds de begrafenis van pa, krijgt te horen in dat ziekenhuis dat er een vlek op zijn long zit. Deze Abel Kans maakt zijn eigen afwegingen en wil geen behandeling. Deze Abel wordt doodgemept door een foute foto. Na hem komt een priester die vrijwillig meedeed aan een onderzoek en krijgt te horen dat zijn longen schoon zijn. Helaas is er een fout gemaakt en blijkt het andersom.
De manier waarop dit verhaal in woorden is gevangen vind ik prachtig. Er zitten zinnen bij waar je eindeloos over kunt mijmeren. Bijv: “wonderen, daar gelooft een Kans niet in”.
Mooie vondsten: “We waren nog niet aan het schelen”. De arts die die ochtend nog een “vlek of zes had te gaan”.
De hersenspinsels van de arts over de priester die en passant een theodicee behelzen:
“Als ik hem goed begrijp
dan denkt hij werkelijk dat niets
voor niets gebeurt. Alles,
zegt hij, is bedoeld. Dat is
de mouw die hij past
aan zijn ondoortastend bestaan,
deze mestkever van het lijden,
hoe het ook meurt, het is Plan."

Daar kun je ook weer eindeloos over nadenken.
De vertelling is een aanrader als je het geduld kunt opbrengen om intens te lezen want er zit erg veel symboliek in.
Ooit las ik ergens (helaas weer vergeten waar en kan het niet vinden) dat er geen Nederlandse existentialistische romans zijn die vanuit een gelovig perspectief zijn geschreven en die meneer uit het interview achtte de kans klein dat het ooit zou gebeuren. Toen dacht ik nog: je moet verdeurie ook alles zelf doen op deze aardkloot en bracht mijn pen in de aanslag.
Ik zie er toch maar vanaf.
Maar als er één is die het wel zou kunnen dan is het Otten.

woensdag 27 november 2019

Westerse cultuurgeschiedenis 1000 - 1300 IV Literatuur


Het was de beurt aan twee middagen over de literatuur in Europa in deze vroege periode. Wat was er eigenlijk aan literatuur? In het oosten was veel meer: bijvoorbeeld de epen van Homerus en Vergilius.
De verhalen, epen van koning Arthur zijn in deze tijd opgeschreven. Alles was poëzie. Omdat niet veel mensen konden lezen en/of schrijven kon het op deze manier gemakkelijker worden onthouden.

We begonnen met Beowulf (975 – 1025) en het lezen van fragmenten.
Een Scandinavisch verhaal van een onbekende Engelse auteur. De oorspronkelijke bewoners van Britse Koninkrijk kwamen uit Scandinavië en de verhalen kwamen mee.
In oorspronkelijk taal voor ons niet te lezen natuurlijk; daarom in het Engels. Wel leuk dat de docent, een germanist, delen van al die oude teksten op stencil erbij gaf. Kun je toch zelf even proberen om er iets van te maken.
Er was aandacht voor de vorm, metrum en alliteratie. In het midden van de zinnen een cesuur.



Op deze manier kwamen langs:

La Chanson de Roland ( het Roelandslied): ca 1200, krijgsverrichtingen van een edele held. Gaat over iemand uit de Karolingische tijd.
El poema del Cid : ca 1140. Een Spaans heldendicht wat een mix is van geschiedenis en cultuur.
Je kunt in deze tijd de route van El Cid door Spanje volgen. Broer Cathy heeft dat vorig jaar gedaan met zijn gezin.
Chrétien de Troyes, leefde ca 1135 - 1190 : Hij was de grondlegger van de Arthurromans. Hij schreef er vijf. O.a.: Lancelot en Perceval. De belangrijkste thema’s zijn dat de ridders wel vrij zijn maar hun geschiktheid moeten bewijzen door hun avonturen. En als beloning krijgen ze een knappe vrouw.
Bernard de Ventadour, ca 1150 – 1195. Een troubadour die voornamelijk over de hoofse liefde schreef.
Hartmann von Aue, ca 1165 – 1215. Hij schreef veel minneliederen en was overtuigd van zijn eigen slimheid getuige zijn:
Ein ritter so geleret was,
daz er an den buochen las,
swaz er dar an geschriben vant
der was Hartman genant,
dienstman was er zOuwe.

Wolfram von Eschenbach: 1170 – na 1220. Een rondreizende dichter en ridder.
Zijn hoofdwerk is Parzifal. Beinvloed door Chrétien de Troyes.
Dat werk heeft voornamelijk bekendheid gekregen doordat Wagner er een opera over schreef rond 1880. Ik vermoed dat dit in de loop van de leergang nog wel een keer ter sprake zal komen.
Handig is om toch het verhaal eens rustig te lezen en op te slaan. Deze verhalen hebben zoveel schilders, muzikanten, schrijvers en filmmakers geïnspireerd.
Net als het Nibelungenlied. Ook zo’n kreet die ik vaker tegenkom en dan nooit precies weet waar het over gaat. Tot nu toe natuurlijk.
Het is ook een heldenepos uit ca 1200. Auteur onbekend en er zijn verschillende versies.
Het verhaal over de ondergang van de Bourgonden, een rijk in de Rijnstreek bij Worms. Hoofrolspelers: Siegfried, Hagen, Kriemhilde en Brünnhilde.
En het was weer Wagner die hier een opera in vier bedrijven over schreef: Der ring des Nibelungen.
Met daarin de overbekende Walkürerit . Walküren zijn strijdgodinnen uit de Noordse mythologie.
De roman van Bart van Loo kwam ter sprake (de Bourgondiërs). Reden om ook dat boek eens te lezen.

Verder nog Karel ende Elegast, onze bekendste ridderroman met voor mij associaties met mijn enthousiaste leraar Nederlands op de middelbare school. Geen historische gebeurtenissen maar meer een sprookje over trouw en de voortgang van het recht en de – volgens mij – Voorzienigheid. De auteur is onbekend, er zijn geen handschriften meer van; de eerste druk dateert uit 1480.
Er zijn twee IJslandse Edda’s; De Edda van Snorri Sturluson (1179 – 1241). Deze proza uitvoering is uit 1222 en bestaat uit godenverhalen als reactie op de kerstening van IJsland rond het jaar 1000. Met de kerstening kwamen er Engelse en Franse poëzie het land binnen en dreigden de oude verhalen in de vergetelheid te raken.
De ‘poëzie Edda’ zijn gedichten uit de orale traditie die opgeschreven zijn in de Codex Regius.

Tot slot:
Walewein uit ca 1220. Twee auteurs; de beginnende Penninc en de afmakende Vostaert. Er zijn drie onderdelen waarvan de bekendste de ‘queeste naar het schaakbord’ is. Mede omdat Louis Couperus een boek schreef naar dit verhaal: ‘het zwevende schaakbord’.
Ik heb veel van Couperus gelezen maar deze niet. Moet ik ook eens doen. Men is bezig om Couperus te hertalen maar ik weet nog niet of ik daar blij mee ben. Het is zo heerlijk om in die oude tijden te duiken. Dan past daar ook die oude taal bij. En wanneer je gewend bent om de Statenvertaling van de Bijbel te lezen dan is Couperus daarbij vergeleken een wassen neus.
Van den vos Reynaerde, Latijnse dierenverhalen uit Frankrijk. Ca 1200 -1270.
Ik maar denken dat Jean de la Fontaine die heeft geschreven maar het is Willem die Madocke maecte. Volgens het acrostichon bij het laatste vers.
Kennelijk heb ik iets door elkaar gehaald.
Het is een verhaal over de middeleeuwse rechtspraak op de hofdag van Koning Nobel.

Als allerlaatste kwam Dante Alighierie nog even voorbij omdat hij op de grens leefde van 1261 – 1321. Maar hij komt in de volgende leergang uitgebreider aan de orde.


Eén van de oudste (rond 1180) Duitse liefdesgedichtjes :

Dû bist mîn, ich bin dîn.
des solt dû gewis sîn.
dû bist beslozzen
in mînem herzen,
verlorn ist das sluzzelîn:
dû muost ouch immêr darinne sîn.

En 'last but not least' onze eerste Nederlandse zin die in Engeland is ontdekt en stamt uit ongeveer 1100:

‘Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu’
oftewel:
‘Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten wij nu op?’




Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er op de Erasmus universiteit allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.




vrijdag 27 januari 2023

De week van de poëzie

Het is weer de week van de poëzie en het onderwerp is ‘Vriendschap’.
Ja, daar is al heel veel over geschreven en gedicht. Ooit postte ik de woorden van Jezus Sirach over vriendschap.

Iedereen kent het poëziealbum gedichtje:
'Rozen verwelken
schepen vergaan
maar onze vriendschap
blijft eeuwig bestaan'

Bij het opzoek gaan naar een gedicht wat ik echt mooi vind over dit onderwerp stuitte ik op een gedicht van Jorge Luis Borges met de voor de hand liggende titel: ‘Vriendschap’
Bij nader inzien begon dit gedicht zo ongeveer elke regel met ‘ik’. Praten we dan over echte vriendschap of ben je dan toch meer met jezelf bezig?

Hoewel ik Borges hoog acht toch om die reden een ander.

De Lof van vriendschap, 

De lof van vriendschap
is niet de uitgestrekte hand
noch de zachte glimlach
noch de vreugde van het gezelschap:
het is de spirituele inspiratie wanneer we ontdekken
dat iemand in ons gelooft
en is bereid ons te vertrouwen.

Ralph Waldo Emerson (1803 - 1882)


Toen bedacht ik me opeens dat het gedicht in het Engels toch mooier zou 'zingen' dus ben ik opzoek gegaan naar de Engelse uitvoering.
Gevonden:

'The glory of friendship is not the outstretched hand, not the kindly smile, nor the joy of companionship; it is dthe spiritual inspiration that comes tot one when you dicover that someone else believes in you and is willing to trust you with a frienschip.'

Blijkt het een stuk proza te zijn, een quote. Pffft.

Moraal van het verhaal en een oproep aan alle wanna-be-dichters:
Schrijf een gedicht en frommel niet een stuk proza in stukjes zinnen onder elkaar om het op een gedicht te laten lijken.
Want dat vind ik ridicuul.
Wie dat van Emerson heeft gedaan weet ik niet maar .....ach, ik heb er eigenlijk geen woorden voor.
 

Rozen verwelken.....
Maar vergeet-mij-nietjes ook.

vrijdag 13 mei 2022

Hoe mijn God veranderde


Geschreven door Martien Brinkman in 2021/2022. Ondertitel: ‘een reisverslag’. Vers van de pers.

Brinkman is pensionado en o ja, ook nog emeritus hoogleraar oecumenische/interculturele theologie. Dit is een spirituele biografie.
De titel raakte mij.
Mijn God is namelijk door de jaren heen ook veranderd. Dat zegt natuurlijk niets over God maar over mezelf.
Voor Brinkman geldt hetzelfde.
Dat kan ook niet anders denk ik. Het heeft met geloofsgroei te maken.


Vroeger was mijn God veel strenger en verderaf. Nu zie ik veel meer dat Hij zich voortdurend naar de mens buigt en haar/zijn aandacht probeert te trekken.
Zo weet ik ook dat ik op een heel andere manier geloof dan mijn ouders en ik denk dat ik het op een nog weer andere manier doe mijn groot- en overgrootouders. Zij zouden mijn manier van  geloven maar niks vinden denk ik al blijft het voor mij wel bijzonder dat ik uit zo’n gelovig geslacht kom.

Brinkman is leerling geweest van Kuitert, die van ‘al het spreken over boven komt van beneden’ enzo. Voor Brinkman was dat ook een brug te ver.
Het is een stevige pil en is prettig wanneer je wat meer van de theologische materie afweet om hem goed te kunnen volgen.
Ooit heb ik de leergang ’Cross-Culturele Theologie’ gevolgd met het vak Missiologie en Oecumenica, wat ook een vakgebied was van Brinkman, en daar was ik nu blij mee. Al die conferenties van de Wereldraad van Kerken met hun thema’s heb ik ooit uit mijn hoofd moeten leren. Het nut daarvan heb ik nooit kunnen ontdekken. Maar buiten dat raakte ik wel vertrouwd met de terminologieën.

Een paar dingen die mij opvielen en die ik wil onthouden:
zijn ideeën over de projectietheorie. Dat heeft ons geleerd dat elk mens in haar/zijn manier van geloven ook een vorm van projectie inbrengt.
Inbrengt, en er niet uit bestaat volgens vele atheïsten. Wanneer godsgeloof psychisch verklaard kan worden dan geldt dat ook voor een gebrek aan geloof. (p 80)
Dat projecteren is een twee richtingen verkeer: wat uit ons opkomt en wat op ons van buiten afkomt. Het is een samengaan. Hier hoor ik Immanuel Kant toch wel een beetje in.

Het voorbeeld van kunstvoorwerpen vind ik mooi. Uit het kijken naar een (modern) kunstvoorwerp volgt een creatieve daad van de verbeelding van de waarnemer maar dat kunstvoorwerp geeft daar ook aanleiding toe. Het spreekt tot de verbeelding.
Beelden zijn dan niet alleen producten van de gedachten maar ook producenten. (p82)
Zo kun je doopwater, brood en wijn ook bekijken.

Wat ik zo in hem waardeer is zijn oog voor de vraag en het ‘gestoei’ van mensen met God juist ook in de kunst. Hij houdt van kunst, poëzie en literatuur. Er staat veel poëzie in het boek.
Dat maakt dat hij God als panentheistisch ziet. Dus niet pantheïstisch.
Hij geeft daarin aan mij de woorden van de ideeën die ik ook al had al heb ik het verschil met een immanente God nog niet helder in het vizier.
God is ons nabij in alles.
Ik kan me enorm verbazen over seculiere songteksten die sporen van God bevatten en waarbij ik het idee heb dat het niet bewust gebeurt.
Zo ook met veel films. Producenten hebben vaak niet eens (meer?) door dat ze dingen van God verkondigen. Of hebben dat wel maar dan verwerken ze het wel heeeeel subtiel.

In de epiloog komt de voorzienigheid van God voorbij met zondag 10.  Godsgeloof als verzekeringspremie.
Maar God staat niet dag en nacht klaar om onze wensen te vervullen. Brinkman ziet God ook meer als liefhebbende ouders die er zijn om hun kinderen te ruggesteunen. Ze kunnen niet alles voorkomen; kinderen hebben zelf hun leven en verantwoordelijkheid.
Daar heb ik zo mijn twijfels bij. God zou wel alles kunnen voorkomen maar prikkelt ons in ons vertrouwen en onze afhankelijkheid naar Hem toe.
- Sprak zij die in haar leven niets persoonlijks ernstigs heeft meegemaakt.-
De belofte dat alles voor de gelovigen zal meewerken ten goede (Rom 8:28) blijft toch ook van kracht als alles meezit?

Brinkman noemt dat vertrouwen het grootste godsgeschenk.
Het is een boek met veel voetnoten, hij is een belezen mens.
En in mijn boek staan nu ook nog eens veel strepen.

Ja, de theologie verdwijnt naar de marge maar
‘het zou niet voor het eerst zijn dat een stem uit de marge toch gehoord word.’

maandag 9 juli 2012

De Goddelijke Komedie/ La Divina Commedia

De Hel
Geschreven door Dante Alighieri in de eerste helft van de veertiende eeuw. Een prozavertaling van Frans van Dooren in dwarsligger model. Handig voor op vakantie, wanneer je een luchtig zomerniemendalletje nodig hebt aan het Mediterrane strand. *grinnik*
Ik heb er altijd meer óver gelezen; nu heb ik de koe maar bij de horens gevat om hem helemaal zelf te lezen en er een oordeel over te vormen……om in het juiste taalgebruik te blijven.
De dwarsligger bevat een uitgebreide introductie en dat is prettig. Verder bevat de tekst heel veel voetnoten die achterin zijn verzameld en dat is in principe ook prettig maar lezend aan het strand wat minder. Op een gegeven moment beperkte ik me dan ook maar tot de noten die echt mijn nieuwsgierigheid opriepen.
In een prozavertaling ontbreekt helaas wel wat zo knap is in dit werk: 1 inleidend canto voor de hel en verder de indeling in 3x 33 canti met een vast rijmschema. De indeling in canti is er wel maar het rijmschema (terzine: aba-bcb) ontbreekt logischerwijs in proza. Toch vind ik de keuze om het werk op deze manier te vertalen een juiste keuze. Poëzie goed vertalen en de kracht ervan bewaren is haast ondoenlijk.
Komedie is een woord wat altijd al mijn wenkbrauwen deed fronsen maar in die tijd betekende het een verhaal met een goede afloop. Voor verdere bijzonderheden zie de Wikipagina’s.

Dante is zelf hoofdpersoon en verteller en maakt een uitstapje ‘door het gebied dat eeuwig is’ samen met zijn grote leermeester Vergilius. Hij rijst met hem door de Hel en de Louteringsberg. Vergilius beeldt de filosofie/ de rede uit. Dantes jeugdliefde Beatrice, die ook beeld is van het geloof en de theologie, speelt in het derde deel, het Paradijs/de Hemel, een grote rol. Paradijs en Hemel worden door elkaar gebruikt terwijl het naar mijn idee twee verschillende plaatsen zijn. Dante is de enige mèt een schaduw; de enige uit deze wereld.
Eerst belanden zij in de hel met zijn vele kringen en cirkels en Dante mag met allerlei slag mensen praten net als later op de Louteringsberg.
In het verhaal zit ontzettend veel Griekse mythologie verwerkt, veel politiek uit die tijd uit de omgeving van Florence en veel Rooms Katholiek symboliek en dogma’s. Het wereldbeeld van Dante is –vanzelfsprekend- geocentrisch. Galileo Galilei kwam een paar eeuwen later ten tonele.
De hellekringen zijn genummerd van één tot negen en er is een voorhel waar de slappelingen en de ongedoopten zitten zoals b.v. Socrates en Plato die vòòr Christus leefden, net als Vergilius. Kring negen zijn de verraders die weer ingedeeld zijn in vier groepen; die van bloedverwanten, het vaderland, gasten en tenslotte de verraders van weldoeners zoals Judas Iskariot, Brutus en Cassius die Julius Caesar hebben vermoord. Daarop volgt Lucifer/Dis als dieptepunt en middelpunt van de aarde/het heelal.
De ‘bewoners’ van deze laatste kringen zitten bevroren in het ijs. Het middelpunt van de aarde! Via Lucifers benen komen ze aan de andere kant weer boven.
Het verbaasde mij dat geweldplegers in de zevende kring zitten. Bij ons is dat zo ongeveer het ergste geloof ik, op pedoseksuelen na. Die kent Dante trouwens niet. Wat mij ook enigszins verbaasde dat daaronder, in de derde cirkel van diezelfde kring ook de homo’s en godslasteraars vallen. Zo blijkt dat de ethiek van nu zo heel anders is dan dat van Dante.
Aan al die ‘verschrikkelijke’ slechte mensen worden passende straffen toebedeeld. Natuurlijk vanuit Dantes point of view.
In de tweede cirkel van die zevende kring zitten de zelfmoordenaars. Zij zijn veranderd in knoestige struiken en bomen. Het waarom ontgaat mij. In XXVIII loopt een troubadour met zijn hoofd te sjouwen, in XX mensen die verkeerd om op hun benen staan..... de Pirates of the Caribbean is er niets bij.
Af en toe is het wel hilarisch, stinkende moerassen, hete pek, vurige vlokken en duivels (met namen die mij doen denken aan C. S. Lewis ‘brieven uit de hel’) met prikstokken en zwepen wekken soms de lachlust op maar wat wel blijft hangen is het gevoel van uitzichtloosheid wat in die Hel heerst. Hoop bestaat er niet. ‘Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt’ (III) Iedereen heeft het druk met zichzelf.
Wat opvallende uitspraken:
Vergilius in Canto XX als Dante in tranen uitbarst: “Want wie is meer misdadig dan iemand die bij het aanschouwen van Gods gerechtigheid deernis in zich voelt opkomen?” Dan ben ik erg misdadig. Gelukkig zegt dit meer van Dantes rechtvaardigheidsgevoel dan van de rechtvaardigheid van God.
Vergilius in Canto XXIV: “En wie zijn levensdagen zonder roem slijt, laat op aarde evenveel sporen van zich na als rook in de lucht en schuim op het water.” Arme roemloze mensen die in hun leven slechts hun plicht hebben gedaan denk ik dan, zij stellen kennelijk niets voor. Ook daar geloof ik van dat God anders kijkt.
Verder kwam ik vier rivieren tegen in het boek: Acheron, Styx, Lethe en Cocytus. Zou dat te maken kunnen hebben met de vier rivieren van het Paradijs? Behalve het getal vier zie ik eigenlijk geen overeenkomsten. *mijmer-de-mijmer* Acheron en Styx zijn blubbergevallen, Cocytus is bevroren; alleen de Lethe heeft iets Paradijselijks.
Over de Louteringsberg en de Hemel schrijf ik maar aparte blogjes.

maandag 8 april 2019

Metamorphosen

Geschreven door Publius Ovidius Naso, (43 BC – 17 AC) beter bekend als alleen maar Ovidius.
Hij heeft dit geschreven tussen 5 en 10 AC.
Af en toe buig ik me eens over oude schrijvers. Mits zij betekenis hebben voor de dag van vandaag. Omdat dit boek ter sprake kwam op de colleges Symboliek heb ik de tweede hands winkels afgestruind naar dit boek. Ik werd nieuwsgierig.
Deze editie is een dertiende druk uit 2005 in een vertaling van M. D’Hane – Scheltema in 1993.
Dat vind ik knap gedaan. Want het is poëzie.
Alle verhalen heb ik niet kunnen onthouden, maar de thema’s zijn zoiets als hoogmoed komt voor de val, zonde wordt gestraft en deugd beloond.
Het begint bij de Oer-Chaos en eindigt met een lofzang op keizer Augustus die dan nog in leven is.
De goden van toen keken niet op een goden- of mensenleven. Velen werden veranderd in stenen, bomen en dieren. En het ging er soms behoorlijk bloederig aan toe.
Vooral in het XIIe boek; de geschiedenissen rondom Troje.
Voornamelijk werd er in die vroege tijden gevochten of vrouwen verleid en vaak viel dat samen.

In villa Borghese staat het mooie beeld van Bernini dat Hades/ Pluto die Persephone / Prosperina schaakt, uitbeeld.
Hades is de personificatie van het dodenrijk.
Een prachtig beeldhouwwerk. Het blijft mij verbazen dat zoiets, in die tijd, uit marmer mogelijk was.
(eigen foto's: ik zeg het er maar even bij.)

















Een mooi verhaal wat niet alleen de schilder-, maar ook de beeldhouwkunst door alle tijden heen inspireerde is het verhaal van Pygmalion die genoeg heeft van al die onkuise vrouwen in zijn leven.
‘Omdat Pygmalion die vrouwen jarenlang in zonde had zien verkeren en een afkeer voelde van het kwaad dat de natuur zo ruimschoots in de vrouwenziel gelegd heeft, (ja, ja...) bleef hij steeds vrijgezel en vrouwloos en zijn bed was eenzaam.’
Hij maakt van blank ivoor een beeld van zijn ideale vrouw en raakt steeds meer verliefd op haar. Dan vraagt hij aan Venus, godin van de liefde of zij dat beeldhouwwerk niet tot leven kan wekken en jawel, zijn gebed wordt verhoord en ‘negenmaal had de maan haar sikkel tot een schijf gevuld, toen Paphos werd geboren’. (Cyprus)
De psychologie van dit verhaal lijkt mij duidelijk. Ik moest ook denken aan de film ‘Pretty Woman’ en ‘My Fair Lady’ van G.B. Shaw.
Waar de naam Galatea vandaan komt die vaak in deze combinatie wordt genoemd, is mij niet helemaal duidelijk, Ovidius noemt haar niet in dit verhaal. Zij is een waternimf en speelt een rol in een ander verhaal.

Geschilderd door Ernest Normand. (1857 - 1923)
Maar bijvoorbeeld Auguste Rodin heeft ook een prachtig sculptuur ervan gemaakt. Of was het toch Camille Claudel…………?















Bijzonder om te lezen dat Pythagoras inderdaad geloofde in de onsterfelijkheid van de ziel:
‘Uw ziel zal nimmer sterven, maar haar oude woonhuis steeds
verruilen voor en nieuw en in dat nieuwe verder leven.’

En dat hij zo’n gedreven vegetariër was. Dat is niet specifiek aan de orde gekomen tijdens de colleges filosofie.
Een gedeelte uit een lange verhandeling van hem door Ovidius:

‘Foei! Wat een misdaad om je eigen pens met pens te vullen,
je eigen gulzig vlees te spekken met veel ander vlees
en zelf te leven door een levend wezen te vermoorden!
De Aarde, liefste aller moeders, schenkt ons zoveel rijkdom
en desondanks wil men alleen nog maar zijn wreed gebit
in trieste hompen zetten en tekeer gaan als Cyclopen?



Het allerlaatste deel, slotwoord van de dichter:

‘Ik heb een werk voltooid dat nooit door ’s hemels ongenade
of vuur vernield kan worden, noch door strijd of vraatzucht van
de tijd. Nu mag het uur verschijnen, dat mij slechts mijn lichaam
ontnemen zal en mij mijn onvoorspelbaar einde brengt,
dan nog stijg ik voor eeuwig met mijn beter deel tot boven
de hoge sterren en mijn naam zal onverwoestbaar zijn.
En tot in verre landen, waar Romeinse macht zal heersen,
zal men mij lezen en ik zal door alle eeuwen heen
- als dichterswoorden waarheid zingen – roemvol blijven leven.
'

Hoevelen zouden iets dergelijks hebben durven schrijven en zijn toch in de vergetelheid geraakt?
Die arrogante Ovidius heeft warempel gelijk gekregen.





dinsdag 25 maart 2014

Predikster II

Kom, zei ik tegen mezelf, laat ik proberen om te genieten van het leven. Dat lukt ook wel op sommige momenten, het is niet leeg. Genietmomenten hebben een positieve invloed op je gezondheid en op je uitstraling waardoor je weer anderen kunt inspireren. Zo overkomt het mij tenminste bij anderen.
Ik lust graag mijn glas wijn, maar op een enkele keer na ik bleef altijd helder. Die vrolijkheid is leegte. Toch is lachen weer goed voor de gezondheid en welbevinden. Maar is ook dat ‘in the end’ niet zinloos?
Ik heb best wat gedaan in mijn leven: mijn middelbare school en verpleegkundige opleiding gehaald in snel tempo. Samen een gezin gesticht met vier kinderen. Mijn zelfzuchtige genen heb ik dus doorgegeven.
Ze zijn goed terecht gekomen, die kinderen. Ook in geestelijk opzicht.
Ik vertrouw op God dat Hij hen tot het einde toe en daar overheen zal bewaren.
Mijn huis heb ik altijd gezellig ingericht en gepoogd te houden. Plezier gehad in tuinieren en in het omzien naar mijn naasten.
Een eigen bedrijf opgezet, dat nu nog steeds zonder mij, succesvol is. Verschillende losse cursussen gevolgd.
Dankzij de muzieklessen in orgel en fluit op jonge leeftijd heb ik op latere leeftijd ook leren piano- en vioolspelen en speel met plezier in een (amateur)symfonieorkest. Ik heb mezelf verdiept in kunst, cultuur, poëzie en literatuur en heb geleerd daarvan te genieten. Ik zat en zit in allerlei commissies.
Ja, dat heeft allemaal moeite gekost, het gaf en geeft me ook energie maar wat bereik je ermee behalve wat zelfbevrediging? Het stelt niets voor.
Ik ben niet machtig en rijk geworden. Ik heb daartoe geen ambitie. Wel heb ik de drang om wijs te zijn want dat is beter dan dom.
Maar waarom eigenlijk als je toch, net als iedereen, sterft? De mensen zijn je dan ook zo weer vergeten. Wat herinner ik me nog van alle mensen uit mijn leven? Alles vervaagt. Impulsieve mensen of bedachtzame mensen, hen overkomt allemaal hetzelfde lot.
Wat heb je aan al het gezwoeg? Soms kost het je ook nog je nachtrust. Zo zie ik op dit moment op de computer 5.03 a.m. staan.
Zo zou je wan-hopig kunnen worden. Maar er is hoop.
Wat overblijft is het genieten van wat je hebt bereikt, maar dat gaat niet zonder God. Want wie gaf mij de mogelijkheden en de gezondheid om te doen wat ik doe en deed? Wie gaf mij het IQ en het EQ om te denken zoals ik denk?

vrijdag 22 februari 2019

Introductie Symboliek III


In het vierde en vijfde college gaan we richting Renaissance. Er zijn niet alléén christelijke afbeeldingen, er werd ook geput uit apocriefe verhalen en legenden en er werd het nodige bij gefantaseerd.
De ’Vlaamse primitieven’ uit de zuidelijke Nederlanden kwamen om de hoek kijken die met de toevoeging van olie aan de verfpigmenten hun schildertechnieken konden verfijnen. Ook de perspectieven verbeterden waartoe Giotto (1267- 1337) al eerder een aanzet had gegeven. Dat herinner ik me tenminste uit die andere colleges.
Bekende namen zijn: Jan van Eijck (1390 – 1441), Rogier van der Weyden (1400 – 1464) en Hans Memling (1430 – 1494).

Een aantal weetjes:
Maria wordt meestal afgebeeld in blauw –wit; de kleuren van de reinheid en maagdelijkheid. Soms in het roze-rood. De lelie is er bijna altijd bij: twee bloemen en een knop. God de Vader, de Heilige Geest en Jezus.
De anjer is het symbool van herrijzenis en eeuwig leven. Evenals de pauw.
De drie koningen worden vaak afgebeeld in verschillende leeftijden. Later, toen het wereldbeeld zich verbreedde kwam er een donkerhuidige bij.
Bloedkoralen werden door moeders aan hun kinderen gegeven tegen ‘het boze oog’.
Johannes de Doper ziet er meestal nogal ruig uit.
Een heilige met dieren om zich heen is Franciscus van Assisi.
Er zijn vier kerkvaders: Augustinus, Ambrosius, Gregorius en Hieronymus.
De vier kardinale deugden zijn:
Prudentia, voorzichtigheid, wijsheid met attribuut (achteruitkijk) spiegel;
Justitia, rechtvaardigheid met zwaard of weegschaal
Temperantia, matigheid met kruikjes of iets dergelijks
Fortitudo, moed of kracht met een wapen of een zuil.
Daarnaast zijn er natuurlijk nog Hoop, Geloof en Liefde (anker, kruis en hart) maar die zijn algemener bekend.

De ‘Moderne Devotie’ moet genoemd worden met de toenemende belangstelling voor het lijden van Christus. Vanuit de schilderijen bezien met bijvoorbeeld de kruisiging is rechts de goede- en links de foute kant.
Dat komt ook tot uit drukking in het laatste oordeel van Michelangelo in de sixtijnse kapel.

Hier het middenstuk van het ‘Merode-altaarstuk’ van Robert Campin (1378 -1444) met de Annunciatie. Hij behoorde ook tot de Vlaamse Primitieven.
Het perspectief is duidelijk aanwezig al is het nog niet optimaal. Op dit westerse tafereel, de tafel met in de vaas de lelie, Maria deze keer in het rood maar aan de achterwand een handdoek in blauw-wit.
De kaars is net uitgegaan want een engel geeft natuurlijk wel genoeg licht. En links door het gesloten raam (Maria bleef maagd) komt Jezus met een kruisje in de armen in een lichtstraal.





In de Islam kwam ook het één en ander op gang.
De Miraj Nameh (1436) vertelt over de reis van Mohammed door de hemel onder leiding van de engel Gabriël. Dat doet erg denken aan de reis van Dante Aligierhi (1265 -1321) ruim een eeuw eerder.
Alleen......dit kreeg ik andersom te horen. Volgende keer eens navragen.
Mohammed werd toen ‘gewoon’ afgebeeld, iets wat nu niet meer mag. Meestal draagt hij een groene mantel.


De Renaissance is de tijd van de hernieuwde belangstelling voor de oude klassieken. Dus ook voor de goden.
Het ‘memento mori’ was uit en het ‘carpe diem’ was in en de mens kwam steeds meer in het middelpunt te staan: antropocentrisme.
Bekende namen uit de schilderkunst: Leonardo Da Vinci, (1452 -1519) Sandro Botticelli (1445 -1510), Raphaël (1483 – 1525) en Michelangelo (1475 -1564).
Dankzij de ‘Medici’s’ waarover op dit moment een tv-serie loopt kregen zij kansen.
Botticelli’s ‘Mars en Venus’ zag ik met veel fantasie voorbij komen in die tv-serie. (de overwinning van de liefde op de oorlog)
Ik heb ooit een boek gelezen over Catharina de Medici, die koningin van Frankrijk is geweest, maar dat was niet zo’n gezellige tante met haar hekel aan de Hugenoten. Ze was de kleindochter van Lorenzo ‘ il Magnifico’ die een hoofdrol speelt in de serie.

De Sixtijnse kapel kwam uitgebreid aan de orde en de fresco’s van Raphaël, die wij zelf twee jaar geleden hebben bezocht. Veel hadden we zelf al ontdekt omdat we de verhalen uit de Bijbel kennen.
Maar bijvoorbeeld de vier vakken in de Stanza Segnatura die de Theologie, Filosofie, het Recht en de Literatuur/Poëzie verbeeldden hadden we niet door. Dat weet ik nu.
In die zalen staan ook zuilen met uitleg in verschillende talen maar het was er te druk om me daar rustig over te kunnen buigen.
Een nieuwe trend in de Renaissance was jezelf afbeelden op schilderijen; kijkend naar het publiek al moet je daarbij wel je fantasie gebruiken want de mensenhuid die St. Bartholomëus in zijn handen houdt op ‘Het Laatste Oordeel’ in de sixtijnse kapel; daar kun je nauwelijks iemand in herkennen laat staan Michelangelo zelf.
Bij Botticelli’s ‘Aanbidding der Wijzen’ is het duidelijker. Helemaal rechts in beeld staat hij mogelijk zelf.



Disclaimer: Mijn schrijfsels zijn niet een exacte weergave van wat er door de docente allemaal verteld wordt; ik denk graag zelf na, lees er van alles naast en associeer er lustig op los.
Dit is meer een poging om het gehoorde en gelezene enigszins voor mijzelf in overzichtelijke brokken samen te vatten.




woensdag 31 januari 2018

ter Lindenbladzijde 2


Ds. Nico ter Linden is overleden. Broer van ds. Carel.
Eénentachtig jaar oud. Ik ken hem van ‘Het verhaal gaat’. Daar heb ik de eerste twee delen van.
Verder niet want vrijzinnige dominees, daar moest je voor oppassen.
Nu weet ik dat vrijzinnige dominees best wel vrij zinnige dingen kunnen zeggen. Zo ook in zijn verhalen die zo duidelijk de link hebben met onze tijden.
‘Er zaten maar twee kindertjes op de school met de Bijbel van Bersebar: Jakob en Esau.’
Wanneer ik hem vergelijk met Guus Kuijer, die ook de verhalen uit de Bijbel heeft herverteld, dan valt mij de milde en zachtmoedige toon van ter Linden op. Guus is veel sarcastischer en vooral in zijn tweede boek vond ik hem al beduidend meer anti-theïstisch.

Voor ter Linden was het belangrijk dat de verhalen blijvend worden doorverteld.
Ik kan het alleen maar met hem eens zijn. De verhalen hebben we nodig en zijn belangrijk om te leren over God en over het intermenselijke verkeer, ook al zijn sommige verhalen wetenschappelijk niet kloppend te krijgen met de naturalistische werkelijkheid. Dat doet er niet zo toe.
‘Wel waar maar niet echt gebeurd.’
Maar daarin ging Nico wel veel verder dan ik. Te ver.
Het is ook niet echt meelevend voor de joodse medemens om hun vaderlandse geschiedenis als ‘niet echt gebeurd’ te bestempelen.
Om over de opstanding van Jezus maar te zwijgen.

Op deze laatste dag van de week van de poëzie het gedicht van Bredero (1585 – 1618) wat voor ter Linde wel iets betekend heeft, zo begreep ik uit een interview.


AANDACHTIG GEBED

O Levendige God! eeuwig, goed en almachtig,
Aanschouw meelijdelijk mij droeve en neerslachtig
Een uitgekweelde man van sobere gestalt;
Gedoog niet dat hem nu de wanhoop overvalt,
Die toch een vijand is van Hemelse genade,
Want zij mijn arme ziel zou eeuwelijke schaden.
Ontvang, O Heere! toch het zuiverst’ van mijn hert,
Geef dat mij mijne zond’ niet toegerekend werd.
Neem mij, die hier op aard’ als vreemdeling moest zwerven,
In ’s Hemels borgerij na een godzalig sterven.
Ach! dat uw lieve Zoon, met zijn onschuldig bloed,
Voor mij, kenschuldige, de borgtocht voldoet.
Och! ik ben uitgeteerd en ga met smart betreden
De algemene weg van d’ouwde lang verleden.
O Heer! ik kijve niet, noch hadder niet met u.
Het sterven is mij lief, is ‘t U behagelijk nu,
Want gij hebt mij gemaakt en moogt mij weer ontmaken,
Wanneer ’t u wel gevalt. O God! vóór alle zaken
Beveel ik u mijn Ziel, o Zaligmaker goed!
Ick geer geen ander vreugd, ik zoek geen ander zoet,
Geen ander blijdschap, ach! noch ook geen liever lusten,
Als bij de Bruidegom van mijne ziel te rusten.





vrijdag 8 februari 2013

De Val

Oorspronkelijke titel: La Chute
Geschreven door Albert Camus in 1956.
Ik las de digitale editie naar de zevende druk van 2004.
Tijdens een van de eerste pagina’s moest ik al grinniken: een Franse schrijver die schrijft over een bar in Amsterdam met de naam Mexico-City. Hoe kosmopolitisch wil je het hebben. En passant krijgt de prostitutie industrie er van langs.

Als Fransman beschrijft Camus de Hollanders hier en daar best komisch. ………”hun enige poëzie af en toe, onder breedgerande hoeden, is het bijwonen van een anatomische les.”
Het verhaal is een monoloog van Jean Baptiste Clamence, ex- advocaat en nu rechter in penitentie tegen een medemens die op de laatste pagina ook een advocaat blijkt te zijn. Hij woont in Amsterdam op de plaats ‘waar één van de grootste misdrijven in de geschiedenis heeft plaatsgevonden’ en de grachtengordels van Amsterdam lijken op de hellekringen van Dante. Dat vond ik wel aardig gevonden.
Deze boetvaardige rechter is verschrikkelijk met zichzelf ingenomen. Hij “genoot van mijn eigen aanleg”. “Van het leven en van mijn eigen verheven zijn.”
Die tirade duurt zo ongeveer het hele boek. Een Narcist/ Hedonist/ Farizeeër in optima forma. Camus beschrijft uitvergroot wat elk mens wel in zich heeft. Dat is af en toe best confronterend. Dat er in real life ook zulke mensen rond lopen geloof ik ook nog.
De rechter maakt ingewikkelde ‘breinige’ processen door. De aanleiding is een zelfmoord van een dame, die in Parijs s ’nachts in de Seine springt. Hij is er getuige van en doet niets.
Het heeft echter wel effect op zijn persoonlijkheid.
Er sluipt twijfel zijn geest binnen dat hij toch niet zo geweldig is als hij dacht. Hij verbeeldt zich dat anderen om hem gaan lachen en dan besluit hij om ze ook te laten lachen. Zo doet hij het voorkomen of hij alles steeds onder controle heeft. Hij moet zich op de een of ander manier zien vrij te pleiten en pakt dat op zijn eigen speciale manier aan.
Door voortdurend tegen iedereen in het openbaar te biechten, zichzelf verschrikkelijk te vernederen, maar daarin geraffineerd anderen meenemen en ze op die manier een spiegel voorhouden. Dan heeft hij vervolgens het recht, als rechter om anderen te veroordelen. Zo denkt hij dat hij door steeds zijn fouten op te biechten iedere keer weer opnieuw kan beginnen en dubbel kan genieten; van zijn eigen aanleg en van een “aller charmantst berouw”.
Zo heeft hij weer het geluk en de controle gevonden die bij hem passen.

Moord op de waarheid is wanneer je sterft met een geheim zonder het te hebben opgebiecht. Niet tegen God, dat heeft geen zin volgens de rechter/ Camus maar tegen een medemens.
In het boek verderop speelt de roof op de drie rechtvaardige rechters van de gebr. Van Eyk in 1934 ook een diepzinnige rol. In deze link las ik dat deze roof nooit is opgelost. Ene Arsène Goedertier heeft op zijn doodsbed beweerd dat hij de enige zegt te zijn die weet waar het paneel van de Rechtvaardige Rechters gebleven is. Ongetwijfeld doelde Camus hierop. Het ontbrekende gedeelte is dus in Amsterdam. *grinnik*
Fascinerende gedachten staan in dit boek over schuld en boete en menselijke trekken.
Gedachten over Jezus, die zich liet kruisigen omdat hij het niet meer aankon Rachels wenen over haar kinderen aan te horen waar hij de oorzaak van was. Dat raakt dan weer een beetje aan mijn gedachte dat Jezus zich ook liet kruisigen om alle verantwoordelijkheid te dragen.
De titel van het boek heeft achteraf wel een dubbele betekenis.
Het is een totaal ander boek dan de vorigen, maar niet minder boeiend vanwege de dubbele bodems. Soms vermoedde ik ook in de figuur van de rechter een hint naar Jezus; door het vernederen, vernederen, vernederen en dan tenslotte het recht te hebben om recht te kunnen spreken. Een kritisch atheistische noot?
Ach, een ieder oordele zelf.

Nog een mooie uitspraak:
‘Wie geen karakter heeft moet zich een methode aanmeten.’

zondag 29 januari 2017

Het Dodeneiland


Een symfonisch gedicht. Dat is ook leuk in de week van de poëzie.
Gecomponeerd door Sergej Rachmaninov (1873-1943) in 1903 naar aanleiding van een schilderij van Arnold Böcklin (1827-1901)
Het verhaal gaat dat Rachmaninov erg onder de indruk was van dit schilderij in een zwart- wit uitvoering en daarop dit muziekstuk componeerde.
Dies irae: de eerste woorden op de eerste tonen uit de mis van overledenen. Deze mis is in onbruik geraakt maar de eerste maten van het muzikale thema komen veel voor in de werken van Rachmaninov. Zo ook aan het einde van dit muziekstuk.

Samen met zijn tweede symfonie en zijn tweede en derde pianoconcert staat dit wel in mijn top-10 van klassieke muziekfavorieten. Het enige wat ik zelf redelijk kon spelen van hem - hij had heel grote handen - was de Prelude Opus 32, nr. 2 (sommigen zeggen Opus 3, nr. 2) waarbij ik iets te vaak in het 'agitato' gedeelte uit de bocht vloog.

Het dodeneiland heeft een sombere stemming; logisch wel. Het is soms op het lugubere af.
Dat komt, denk ik door die 'dwingende en onontkoombare' pauk die aan het einde langzaam wegsterft. Maar dat is juist ook weer indrukwekkend. In gedachten associeer ik het met de vaak nadrukkelijk tikkende klok in zeer gereformeerde huishoudens waar ik kwam bij terminale patiënten of de dreunende stappen van de, in het zwart geklede, kistdragers bij begrafenissen.
Je kunt het je voostellen: de veerman Charon (Griekse mythologie) die de doodsrivier, de Styx oversteekt om de overledene weg te brengen naar het dodenrijk.
Hij doet er - in een uitvoering van het Concertgebouworkest o.l.v. Vladimir Ashkenazy – éénentwintig minuten over.



woensdag 4 januari 2012

Kunst in de Bijbel

In de loop van de jaren dat we als commissie bezig zijn met kunstwerken voor onze kerkzalen werd ik steeds nieuwsgieriger op welke manier er een ontwikkeling van kunst in de heilshistorie is weergegeven. Hieronder volgt een samenvatting van bevindingen en gedachten.

Kunst is o.a. betekenis geven aan de behoefte aan schoonheid. Meteen dringt zich de overeenkomst op met religie. Religie is de behoefte aan zingeving dat net als de behoefte aan en het verlangen naar schoonheid diep vanuit ons binnenste omhoog borrelt. Bij de één wellicht wat heftiger dan bij de ander. Kunst en religie houden zich dan ook allebei bezig met datgene wat niet meetbaar is in tegenstelling tot de wetenschap. Ze spreken daardoor ook een verschillende taal.
In de Bijbel wordt die eerste behoefte aan schoonheid genoemd in Gen 4: 21. Daar wordt beschreven dat Jubal de zoon van Lamech en Ada de vader wordt genoemd van allen die een goede greep hebben op harp en panfluit. Muziek.
Met veel anderen ben ik het eens dat muziek de hoogste kunstvorm is; de meest intense kunstvorm. Een kunstvorm die alle mensen weet te raken van (ongeboren)baby’s tot dementerende ouderen toe. Muziek kan een helende werking hebben voor mensen in depressies, zoals bijvoorbeeld koning Saul.
Oren zijn belangrijker dan ogen, zo dacht Luther en hoorden we dat in de preek van ds. X over het tweede gebod. Het geloof is uit het gehoor…. over het algemeen.
Onwillekeurig schoot mij het Sh’ma Israël in gedachten uit Deut 6: Hoor! Israël…..
Wat is doofheid akelig.

Na de beschrijving van de ontdekking van de muziek door Jubal, is Exodus 31 een volgende stap in deze ontwikkeling. In deze stap ontmoeten de beeldende kunst en religie elkaar. Kunst wordt in dienst gesteld van de religie.
Het volk Israel is bevrijd uit de slavernij en trekt door de woestijn. God geeft daar aan Mozes de opdracht voor de bouw van de tabernakel en geeft uitgebreid aanwijzingen hoe deze gebouwd moet worden. Dat was een lastige opdracht, want Mozes was wel opgeleid door de Egyptenaren (Hand 7: 21-22) maar dat was voornamelijk in lezen, schrijven, wiskunde, astronomie en astrologie. Ook wel in de architectuur, maar de Oudegyptische architectuur was gericht op constructies voor de eeuwigheid (volgens Wikipedia) en dat is heel anders dan een tent die door een voorttrekkend volk steeds meegenomen moest worden.
De Israëlieten hadden bij hun vertrek uit Egypte goud, zilver en kledij geëist en gekregen. (Ex 12: 35, 36 ) Deze middelen werden ingezet bij de bouw van de tabernakel.
God koos mensen uit en vervulde hen door middel van de Heilige Geest met wijsheid, verstand en kennis. Voor zover ik heb kunnen nagaan is dit de eerste keer in de Bijbel dat de Geest van God zo uitdrukkelijk aan een mens wordt geschonken. Hij gaf hen daarnaast creatieve gaven. Gaven om te bedenken, te ontwerpen.
Deze Bezaleël en Aholiab kregen daarbij ook nog de gave van onderwijzing om hun kennis door te geven aan de bouwers en borduurders. (Ex 35: 35)

Even tussendoor: In Jeruzalem staat de Academy of Arts and Design die vernoemd is naar deze Bezaleël!

God gaf aan Mozes uitgebreide aanwijzingen mee. Ex 25 t/m 30. Regelmatig schrijft de HSV daar: ‘…het werk van een kunstenaar’. God gaf de mensen de talenten en mogelijkheden om dingen uit te denken; om zelf ook creatief te zijn. God creëerde de mens immers naar Zijn eigen beeld en gaf hen de aard mee dat zij in deze verkregen vrijheid hun creativiteit en mogelijkheden zouden kunnen ontdekken en ontwikkelen. Die vrijheid is overigens voor de ontwikkeling van kunst wel belangrijk.
Beeldende kunst was de Israëlieten niet vreemd; de tabernakel bevatte cherubs op het verzoendeksel van de ark. Op de gordijnen in de ark stonden ook cherubs. De menora werd versierd met amandelboommotieven; het symbool voor vruchtbaarheid, opstanding en leven. (T. Labuschagne, doctoraalscriptie 1993)
Tijdens de woestijnreis moesten de Israëlieten in opdracht van God kijken naar een koperen slang voor genezing. Oftewel: leren om God op Zijn woord te geloven ook al gaf een slang misschien wel een negatieve associatie als we het verhaal over de zondeval erbij betrekken.
In de Schriftgedeelten over de tempel die door Salomo werd gebouwd lezen we over cherubs, leeuwen, lelies, granaatappelen en vlechtwerk. (1 Kon 7 v.a. vs 13) Een koperen zee die rustte op beelden van runderen. Salomo liet speciaal voor deze kunstwerken een brons- en koperwerker komen uit Sidon. Granaatappels zijn het symbool van voorspoed en vruchtbaarheid, Lelies het symbool van reinheid en zuiverheid.
Ook de tweede tempel werd voor zover de middelen dat toelieten versierd en alle gouden en zilveren voorwerpen die Nebukadnezar had geroofd werden op bevel van Cyrus van Perzië weer teruggegeven. (Ezra 6)
Kunnen we dat allemaal eigenlijk wel kunst noemen?
Naar de maatstaven van deze tijd niet, nee. In de Bijbel en nog lang daarna werd/wordt kunst het meest gezien als handwerk/ techniek. Bijvoorbeeld in Hand 19: 24 waar Demetrius tempeltjes van Diana maakte…trouwens ook kunst in dienst van religie en in Openb. 18: 22 bij de val van Babylon wordt kunst genoemd. Op beide plaatsen wordt het woord ‘technè’ gebruikt; daar zit ons woord techniek in. Vakmanschap. Ambacht.
Dat is niet wat wij in deze tijd onder kunst verstaan (al moet vakmanschap er wel degelijk onderdeel van zijn), maar vroeger zeer zeker wel. Het is wel degelijk uiting geven aan de behoefte aan en het verlangen naar schoonheid en betekenisgeving.

In het nieuwe testament lezen we niet veel over kunst. Het land was bezet door de Romeinen en vrijheid is belangrijk bij de ontwikkeling van kunst. In een periode van bezetting hebben mensen wel andere dingen aan hun hoofd denk ik dan. Praktisch gezien waren er misschien weinig tot geen materialen voorhanden.

Eén ding is heel duidelijk: De Bijbel zelf is een literair kunstwerk en heeft door de eeuwen heen ontzettend veel kunstenaars geïnspireerd tot het creëren van kunstwerken en doet dat nog steeds. In de muziek, in de beeldende vorming, in de proza en poëzie ….tot in films toe.
Daar mogen we de Ene dankbaar voor zijn.

dit artikel is verschenen in ons kerkblad van november 2011

vrijdag 29 januari 2021

Week van de poëzie 2021

Soms lees ik een gedicht en heb daar in gedachten meteen een plaatje (van mezelf) bij. 
Dit gedichtje  is van Guillaume van der Graft uit zijn eerste bundel ‘Verzamelde Gedichten’.

Heemse

Het kerkje staat een middeleeuw te veinzen
in alle onschuld als een eierschaal,
gebroken wit, de kleur van intergraal.
Binnen heerst nog altijd een stenen trance
wat men verwacht is een kiemende taal.
Het daglicht maakt een knieval door de vensters.















De foto is gemaakt in de buurt van 'Neuschwanstein'.




 

woensdag 13 februari 2019

Kameel


De week van de poëzie is alweer een week voorbij maar ik had deze nog ´op stapel´ staan:

Kameel

God heeft mij na standvastig stuiken
der bulten door een naald
gehaald

Al heb ik als kameel gefaald,
God kan mij nog
als draad
gebruiken.


Piet Los (psychiater?)
(1924 – 2003)

De mooiste betekenis die ik van 'stuiken' heb gevonden: vormen in een bepaalde richting.
Het heeft te maken met de opmerking van Jezus:
‘Wederom zeg Ik u, het is gemakkelijker, dat een kameel gaat door het oog van een naald dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat.’ (Matt. 19:24)
Ik vind het een juweeltje.

donderdag 28 januari 2016

Week van de Poëzie


Gisteren is deze week van start gegaan met het uitreiken van de VSB poëzieprijs aan Ilja Leonard Pfeijffer voor zijn dichtbundel 'Idyllen'. Hij heeft al meer prijzen gewonnen. Ik kende hem niet.
Nu alleen van gezicht.
Het leuke wat ik van hem in de krant las was dat hij zichzelf opnieuw heeft uitgevonden:
‘ik heb het zelf in het verleden fout gedaan,
ontwortelaartje dat ik mij daar was’.

Hij kiest weer voor de klassieke vorm, verzen en rijm.
‘Geen deconstructies meer, geen cryptogram, geen quiz.
We zullen moeten leren zeggen hoe het is’


Ik ben er blij mee. Dan raken we misschien eindelijk eens af van het
hulpeloze proza-in-brokjes-onder-elkaar-voor-de-intelligentsia.
Daarover schreef ik al eerder.

Juist gisteren kreeg ik de postume bundel van Joost Zwagerman toegestuurd waar ik mij op ingeschreven had.
'Wakend over God’.
Ik was zo nieuwsgierig geworden na dat gedicht in de krant.
Al bladerend en stukjes proevend weet ik al dat dit mij aanspreekt en ik hierin uitgebreid en elk woord kauwend ga lezen en overdenken.
Voor mij is hij de winnaar.

vrijdag 11 oktober 2013

Hemel en hel

Geschreven door de IJslander Jón Kalman Stefánsson in 2007.
Het werd in het Nederlands vertaald in 2010. Ik las de derde druk uit 2013.

Ik kan me niet herinneren dat ik ooit moe ben geworden van een boek. Deze keer werd ik het.
Er staan zoveel mooie zinnen in dat het eigenlijk teveel is. Net zoals je je woonkamer of tuin volzet met eyecatchers. Hondsmoe word je daarvan. In een tuin heb je nietszeggend groen nodig om de blikvangers tot hun recht te laten komen. Zo moet dat denk ik ook in een boek.
Desalniettemin is het een mooi boek dat helaas op ongeveer twee derde inkakt. Je zou kunnen zeggen dat je vanuit de hemel in de hel belandt maar dat is vast niet de bedoeling. Door dat laatste deel moest ik me echt heen slepen.
Ik begrijp daar ook de bedoeling niet van. Is het een opmaat voor volgende boeken? (ja dus) Of gewoon een verkeerd ingeschatte spanningsboog?

Alle mensen in het boek hebben een naam behalve de hoofdpersoon: De Jongen.
Deze jongen maakt mee hoe zijn beste vriend, Bardur indirect overlijdt aan een boek. De Jongen neemt het als taak op zich om dat boek (Paradise Lost van Milton) terug te brengen bij de rechtmatige eigenaar. Daar verzandt het verhaal, naar mijn mening, in teveel bij-verhalen. De Jongen verliest in zijn vriend het Paradijs waar ze beiden met hun gevoel voor proza en poëzie in leefden, maar dat hij in een hel belandt kan ik ook weer niet zeggen.
Het verhaal speelt zich af rond 1885 want Emile Zola heeft net een roman gepubliceerd. (P 24)
De (atmos)sfeer uit het IJslandse van de eind negentiende eeuw is een sfeer van hard werken, ijzige kou, nattigheid en een rauwe natuur. Die drong zelfs tot mijn botten door. Heel knap gedaan.

Dan toch maar even een paar van die prachtige diepzinnige zinnen:
‘Ons bestaan is een niet-aflatende zoektocht naar oplossingen, want wie soelaas, geluk zoekt probeert al het slechte verre te houden. Sommigen begeven zich op een lange, moeilijke zoektocht en vinden het misschien nooit, behalve een doel, bevrijding of troost in de zoektocht zelf en wij, de anderen, bewonderen hun doorzettingsvermogen, maar we hebben zelf genoeg problemen met puur overleven en nemen dan liever Chinees levenselixer in plaats van te zoeken, maar we vragen constant wat de kortste weg naar geluk is en we vinden het antwoord in God, de wetenschap, brandewijn, Chinees levenselixer.’

‘Wie sterft verandert ogenblikkelijk in een verleden. Het doet er niet toe hoe belangrijk een mens was, hoeveel goedheid en wilskracht hij bezat en hoe ondenkbaar het leven zonder hem is: de dood zegt tik ik heb je, het leven verdwijnt in een fractie van een seconde en de mens verandert in een verleden. Alles wat met hem is verbonden wordt herinnering die je poogt niet te vergeten, want vergeten is verraad. Vergeten hoe hij koffie dronk, Vergeten hoe hij lachte. Hoe hij opkeek. En toch vergeet je. Het leven eist dat. Je vergeet onverbiddelijk en dat kan zo’n pijn doen dat je hart steekt.’

En dan ook nog mooie passages over ‘woorden’ en het (on)belang daarvan, maar dat leest een ieder maar zelf.

maandag 22 mei 2023

Wat je zoekt, zoekt jou


Ondertitel: een mystieke reis door het leven van de Perzische dichter Rumi

Een ode aan de mysticus en dichter uit de dertiende eeuw: Molana Djalal Eddin Mohammad Balchie Rumi.
Kortweg: Rumi.
Geschreven door  Kader_Abdolah (1954) in 2022. Ik las een digitale editie.
Over het leven van Rumi is best het één en ander met zekerheid bekend omdat zijn oudste zoon Walad een biografie heeft geschreven.



Rumi werd geboren in 1207 in Balch in, wat nu Afghanistan is. In 1273 stierf hij Konya, het rijk van de Seltsjoeken in het huidige Turkije.
Toen hij rond de dertien jaar was moest hij met zijn vader op de vlucht voor de ‘grote leider’ Dzjengis_Khan.
De film 'Mongol' gaat over deze man. 

Onderweg, op die vlucht, komt Rumi verschillende mensen tegen en leert verschillende talen spreken. Omdat de vader van Rumi een bekende mysticus en imam was: Bahao Eddin, ontmoet hij allerlei belangrijke schrijvers en filosofen uit die tijd.
Ze wonen een tijdje in Bagdad waar Bahao een baan krijgt als gastgeleerde aan de universiteit. Ja deze werd al in de elfde eeuw gesticht.
Rumi kan daar vanzelfsprekend ook studeren.

Op een reis naar Mekka ontmoeten ze Tusi, een jonge wiskundige en sterrenkundige. Daar leert Rumi ook weer veel van.
Waarom vertel ik dit?
Tusi legt aan Rumi de Melkweg uit: ‘De Melkweg lijkt op de wolkenvelden, maar hij is samengesteld uit een groot aantal kleine, sterk geclusterde sterren. Door hun dichtheid lijken ze op de melkachtige wolkenvelden, maar het zijn sterren.’
Dat raakte aan mijn eigen ervaring!

Rumi woont een tijdje in Mekka terwijl zijn vader verder reist naar Laranda om het gezin weer te verenigen.
In Laranda ontmoet Rumi Gohar Khatoon en trouwt met haar. Ze krijgen twee zoons.
Op vierentwintig jarige leeftijd overlijdt Bahao Eddin en blijft Rumi  met vrouw en kinderen achter.
Hij kan echter zijn draai niet vinden, mist leiding en is blij wanneer een vriend van zijn vader aanklopt: Tamarzi.
Deze stuurt zijn vrouw en kinderen weg en zorgt dat Rumi weer kan gaan studeren en zich op zijn poëzie kan richten.
Maar Tamarzi vertrekt ook weer en sterft. Zarkoeb is zijn volgende ‘leider’, en die wordt weer opgevolgd door ShamseTebrizi, volgens Wiki een soefi en derwisj.
Daar krijgt Rumi een verhouding mee terwijl hij inmiddels voor de tweede keer is getrouwd. Tot …op een dag Shamse ook weer verdwijnt.

Weggegaan of vermoord? Niets is zeker.
Maar juist door het gemis met de bijbehorende de pijn stijgt Rumi boven zichzelf uit en wordt een beroemdheid.

Ik merk nu een verdeeldheid in mijzelf. Nu ik weet dat Rumi en Shamse Tabrizi toch wel een heel bijzondere relatie hadden lees ik die liefdesgedichten anders en dat irriteert me.

“Als je opeens mijn geliefde niet bent
valt alles uit elkaar
Mijn troost, mijn metgezel!
Het gaat niet zonder jou.”

Ik zal wel een bekrompen geest hebben maar op dit moment kan ik echter niet anders. Misschien dat ik later de schoonheid van die gedichten (weer) ga leren, maar op dit moment is het even een brug te ver. De laatste helft van het boek waarin veel gedichten staan laat ik maar even voor wat het is.
Zouden  mensen met een andere geaardheid de gedichten en liedjes die gaan over de liefde tussen een man en een vrouw ook met zulke gemengde gevoelens lezen?


De titel van het boek zou zomaar een Bijbelse titel kunnen zijn: Wie zoekt, die vindt. Wanneer je Hem hebt gevonden kom je erachter dat Hij al op zoek was naar jou.
Voor Rumi is de zoektocht naar God vooral een zoektocht naar en in zichzelf.