Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Joost mag het weten. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Joost mag het weten. Sorteren op datum Alle posts tonen

dinsdag 1 december 2015

Joost mag het weten


Toen wij afgelopen september in Barcelona en Madrid waren hoorde ik het bericht dat Joost Zwagerman was overleden. Zelfmoord. Het schokte mij, ook al heb ik nooit iets van hem gelezen.
‘Vals licht’ uit ‘de Grote Lijsters’ serie staat wel op de plank maar het kwam er nooit van. Ik ben niet echt dol op Nederlandse Literatuur. Ik voel altijd iets beklemmends.
Joost zelf kwam altijd wel heel sympathiek op mij over.

En nu las ik in het ND van vandaag over Joosts geloofsbelijdenis die tot uiting komt in zijn laatste gedichten.
Het ontroerde mij enorm.
Wat moet die man eenzaam zijn geweest. Ik begrijp dat, wanneer je met God bezig bent – en/of God met jou - je niet wilt aansluiten bij het EO-wereldje waar je natuurlijk met tromgeroffel zou worden binnengehaald. Het zou het inwisselen worden van het ene verstikkende klimaat voor een ander.
Maar wat blijft het toch wonderlijk dat uit de grootste ellende vaak de mooiste kunst voortkomt.

Bestaan

Nochtans belijd ik
dat ik, tegen de klippen op,
uiteindelijk in Hem geloof.

Zijn grootste en finale wapenfeit:
Hij is er niet.
Hij is alomtegenwoordige
afwezigheid.

Erg is dat niet.
Ik ben er evenmin.

Dat schept een band.
In Zijn voldongen vacuüm
houdt Hij zich uit de aard der zaak
en uit principe blind en doof.

Dat is verdrietig:
men verlangt naar Hem.

Toch is Hij hier.
Dagelijks staat Hij in mij op.
Men ziet dat niet.

Ik kan daar niets aan doen.
Het is Gods rotstreek in een notendop.


Joost Zwagerman (1963 -2015)


woensdag 6 mei 2015

Dankbaar en aandachtig


Een gesprek tussen Ger Groot en de filosoof Samuel IJsseling ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag.
Joost mag weten hoe ik hier weer aan kwam en waarom ik het las.
Samuel IJsseling (1932) is emeritus-hoogleraar filosofie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven. Hij heeft ook theologie gestudeerd, is gekipt en bebroed in de Rooms Katholieke kerk en is nu polytheist. Al geeft hij zelf aan dat het onlogisch is.
"Wanneer god bepaalt wordt als het hoogste wezen dat er is, het hoogste zijnde dat aan niets en niemand onderworpen is. Kan er slechts één god zijn. En wanneer in de verhalen de vele goden onderworpen lijken te zijn aan iets anders, bijvoorbeeld aan de Noodzaak, dan zijn zij geen echte goden. De enige echte god zou dan de Noodzaak zelf zijn. Logisch kan het polytheïsme inderdaad niet worden gedacht."


Hij maakte een ontwikkeling door van existentialisme naar postmodernisme, van katholicisme naar het heidendom met zijn vele goden. Hij ondervond hoe wijsbegeerte en literatuur steeds dichter bij elkaar kwamen. Logisch eigenlijk wel. Filosofie zonder woorden...... is niets.
Is het hele leven wel iets wanneer er geen woorden zijn? Het Woord brengt leven voort.....’ in den beginne’....
Vanwege zijn leeftijd heeft hij vele filosofen ontmoet zoals Heidegger (is ie op afgestudeerd), Derrida, Ricoeur en Merleau Ponty.
Omdat hij intrad bij de Augustijnen kon hij ongestoord studeren. Misschien moet ik daar ook maar eens over nadenken. Dat intreden. Het lijkt me heerlijk. Niet nadenken over boodschappen, het dagelijkse brood, de was en de strijk, dat komt vanzelf; alleen maar je geest voeden. Het lijkt mij wel wat. Zouden ze nog oma’s aannemen?
In ieder geval, IJsseling promoveerde op Heidegger en is zeer beïnvloed door Derrida waarmee hij bevriend raakte.
“Misschien was hij (Derrida) wel de eerste denker die het feit dat filosofie zich altijd in teksten afspeelt, volkomen serieus nam en tot aan het einde toe doordacht. Met enorme consequenties voor de filosofie”

Wat die consequenties zijn, daar ben ik nog niet achter.
Wat verderop wanneer ter sprake komt dat de filosofie niet alleen theoretisch moet blijven:
“Met de theologie is hetzelfde gebeurd. Terwijl de godsdienst wortelt in de viering, de ritus en de ‘gewijde welsprekendheid’ van de verkondigingsretoriek, heeft ze er een zuivere beschrijving van de goddelijke kosmos van gemaakt. Als of religie zou bestaan in een soort alternatieve wetenschap, die ‘objectief’ laat zien hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Geen wonder dat ze dan op den duur met de natuurwetenschap in botsing komt. Vandaar de enorme verwarring in het hedendaagse religiedebat, waar in veel mensen denken dat het met de godsdienst voorbij is zodra bewezen is dat God niet bestaat. [..] Dat is een uitvloeisel van een eeuwenoude vergissing van de theologie zelf. Zodra zij zich naar voren schoof als een absoluut weten, dat beschrijft hoe het er met de goddelijke absoluutheid voorstaat, begon ze haar eigen graf te graven."

Nee, ik begrijp niet alles uit dit boekje, maar heb er de voor mij boeiende dingen uit gepikt. ‘En passant’ is het kwartje van het begrip ‘hermeneutische cirkel' gevallen waar ik tijdens mijn studie de vingers niet achter kon krijgen. Het betekent volgens IJsseling dat de filosofie zich altijd in een cirkelbeweging beweegt: van de wereld naar het denken en weer terug. Hoe simpel kan het zijn.


16-05-15
Lees ik vanmorgen in het ND dat Samuel IJsseling afgelopen donderdag is overleden op
82 jarige leeftijd.


dinsdag 12 juni 2012

De Pest

Oorspronkelijke titel ‘La Pest’ van Albert Camus. Geschreven in 1942 en uitgebracht door Editions Gallimard in Parijs. De vertaling is van Willy Corsari uit 1973 uitgegeven door de bezige bij.
Eigenlijk was ik bezig in een boek van Marcel Möring: ‘Het grote verlangen’ maar toen kreeg ik dit boek van een vriend te leen. Na één bladzijde te hebben gelezen om een beetje sfeer te proeven heb ik het niet meer weggelegd en ben ik Marcel totaal vergeten. Ik moet denk ik, opnieuw beginnen want er is (nog?) niets blijven hangen.
Wat is het wat zo boeide? Alweer de herkenning in de beschrijving van de mensen uit de moderne ordelijke witte handelsstad Oran aan de Algierse kust. Een stad met 200.000 inwoners. De kronikeur is een inwoner van dat stadje. De bevolking heeft het druk met geld verdienen. Helaas is de stad verkeerd om gebouwd, met de rug naar de zee, zodat men die altijd moet gaan zoeken.
Ik krijg nu de neiging om hele stukken te citeren, maar laat ik me toch maar beperken.
“Zonder twijfel bestaat er heden ten dage niets natuurlijkers dan dat mensen van de morgen tot de avond werken om daarna bij kaartspel, in cafés en onder kletspraatjes de tijd te verdoen, die hun rest om te leven.” Bij dat laatste moet ik dan wel weer grinniken. Een bekende oneliner uit onze tijd is: ‘Ik leef niet om te werken, maar werk om te leven’. Waar dat ‘leven’ dan uit bestaat……..vaak mag slechts de bekende Joost dat weten.
Camus vindt het leven absurd en ik kan me daar wat bij voorstellen.
“Ofwel de mannen en vrouwen verslinden elkander inderhaast in wat men de ‘liefdesdaad’ pleegt te noemen, of zij beginnen samen een lange sleurgang. Tussen deze twee uitersten bestaat maar zelden een middenweg.”
Met lijden en sterven hebben de stadsbewoners niets, dat is alleen maar lastig. Een zelfdoder, Cottard, die op tijd wordt ‘gered’ voelt zich schuldig dat ie zoveel last heeft bezorgd. Hij krijgt verder geen aandacht of psychische hulp. In het vervolg van het boek gaat hij wel zijn discutabele rol spelen.
Dan worden er stervende en dode ratten gevonden; het begin van de ellende. Dr. Rieux en collegae krijgen het druk met de zwarte dood. Vervolgens beschrijft Camus een heel proces wat een pestepidemie doet met de nijvere bevolking van de stad waar ook de handel dood gaat aan de pest want de stad wordt van de wereld afgesloten.
Wat een dergelijk epidemie doet met mensen als dr. Rieux en pater Paneloux; met de journalist Rambert die ook opgesloten raakt en die wanneer hij de kans krijgt om aan de stad te ontsnappen besluit om te blijven en de handen uit de mouwen te steken. Iemand als Tarrou, die van alles zomaar noteert en zich afvraagt of je een heilige kunt worden zonder God, door altijd de kant van de slachtoffers te kiezen. Maar ook slachtoffers worden soms beulen.
De schrijver Grand die, opgesloten in zichzelf aan een boek is begonnen maar niet verder komt dan de eerste zin.
Tot op een dag er mensen zijn die niet sterven maar genezen en de ratten verschijnen dan ook weer op het toneel.
Alles kan weer opnieuw beginnen….
Toch wordt het anders omdat mensen veranderen in zulke zware omstandigheden. Dr. Rieux wordt steeds koeler, afstandelijker en emotielozer. “Men wordt het medelijden moe, als het nutteloos is. En deze gewaarwording, van een hart dat zich langzaam sluit, schonk de dokter voor het eerst wat opluchting in deze verpletterende dagen.” Dat proces is heel knap beschreven want aan het eind blijkt Rieux de kronikeur zelf te zijn. Pater Paneloux wordt milder. Na een donderpreek waarin hij de pest de gesel van God noemt – “Broeders, gij zijt in grote nood , broeders, gij hebt het verdiend………overdenkt dit en buigt uw knieën” - gaat hij over op de bedoelingenleer. “Men moet niet proberen het schouwspel van de pest te verklaren maar men moet proberen er de verborgen lering uit te trekken.”
Hij sterft uiteindelijk eenzaam maar met het zicht op het kruis. “Geestelijken hebben geen vrienden, zij hebben alles op God gesteld.”
Grote vragen komen aan bod: Hoe kun je als mens vóór de doodstraf zijn? Hoe kun je gelovig zijn wanneer er een God is die een kind onder verschrikkelijke pijnen laat sterven aan de pest. In deze scene is er een heftige confrontatie tussen Rieux en Paneloux. Paneloux accepteert de consequenties van zijn geloof. Of je verloochent God of je gelooft en vertrouwt Hem en accepteert alles wat Hij doet of nalaat, vaak zonder het te begrijpen. Dat is dan weer een raadsel voor Rieux en Tarrou.
Het is een aangrijpend boek.
Er staan heel veel mooie uitspraken in. “….hij dacht dat het niet belangrijk was of die dingen een zin hadden gehad of niet, doch dat het slechts belangrijk was vast te stellen hoe de hoop van de mensen beantwoord wordt.”
Een aanrader.