Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht De Bijbel van Doré. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht De Bijbel van Doré. Sorteren op datum Alle posts tonen

woensdag 25 februari 2015

De Bijbel van Doré


Geschreven door Torgny Lindgren in 2005. Dit Zweedse werk is in het Nederlands vertaald in 2010 door Lia van Strien die hiervoor een beurs ontving van het Nederlandse Letterenfonds. Dat betekent, vermoed ik, dat ze het heel goed heeft vertaald. Of zo slecht dat ze bijgeschoold moet worden. Maar die kans acht ik kleiner. *grinnik*

Wanneer een schrijver boerderijen de namen geeft van Het Geluk, De Genade, De Zaligheid en de Verlossing en de 'stee' die het verste weg ligt, De Eeuwigheid noemt dan betekent het dat je langzaam en goed moet lezen. Alle zinnen kauwen en proberen te vinden wat er achter die zinnen nog zit.
De computer er weer naast om alle prenten van Doré en alle andere schilders die genoemd worden er bij te zoeken om zo het verhaal beter te begrijpen.
De hoofdpersoon is een man, een onnozele, een analfabeet en enig kind van betrekkelijk welgestelde ouders. Hij heeft een formidabel, zeer eigen geheugen.
Vanuit zijn grenzeloos optimistisch perspectief, inclusief groot ego - 'ik ben mijn leven lang geliefd geweest' - is het boek geschreven ehh........ gedicteerd aan een dictafoon Sony MZN 710.
Met de bisschop komt hij namelijk overeen dat hij als Doré- kenner een boek zal ‘schrijven’.
Zijn tekortkomingen zullen geen probleem zijn. ‘En een gebrekkig of moeilijk leesbaar of ronduit waardeloos manuscript vormt werkelijk geen belemmering.[..] U moest eens weten wat voor misbaksels en pulp we vrijwel dagelijks voorgeschoteld krijgen. Onder de helende handen van een bureauredacteur is vrijwel alles echter te fatsoeneren en op te poetsen tot glasheldere, schitterende literatuur!’
Dan moet ik wel grinniken.

Zijn vader is houtvester in het noordoosten van Zweden. En ‘heeft hem leren leven’. Van kinds af aan is hij door zijn grootvader – met gevriesdroogde hersenen - voorgelezen uit de wereldliteratuur. Ik herkende hints naar Kafka (landmeter K.) en Gunther Grass (Oskar). Ze hebben boeken en schilderijen bekeken. Zijn grootmoeder en zijn moeder bespeelden de piano zodat hij van de muziek ook van alles in zich opnam. Er speelt ook iets met een brief van zijn vader die hij niet openmaakt want hij kan wel raden wat erin staat. 'Vaderliefde gaat zo diep en is zo raadselachtig dat wij kinderen die nooit zullen begrijpen'
Dat er iets totaal anders in staat deert hem niet. De lezer des te meer.

Zijn naam, die hij vaak heeft moeten schrijven op allerlei documenten bestaat uit drie wilgen aan de Avabeek, een paar scherpe rotsblokken en twee lage, gebogen jeneverstruiken.
De bijbel van Doré speelt een grote rol in zijn leven. Wie was Gustave Doré?
“Hij was het die de Bijbel maakte “ legde ik uit. “Van begin tot eind. Hij maakte de stenen tafelen op de berg Sinaï en leidde het volk naar het beloofde land. Hij was het die Jericho liet instorten en de wereld door de zondvloed liet verdrinken. Hij zorgde ervoor dat Jezus in Bethlehem werd geboren, dat hij in de rivier de Jordaan werd gedoopt en dat hij zijn Bergrede hield en werd gekruisigd en ten derde dage opstond. Alles”.

Deze platen bijbel heeft hij helemaal in zijn hoofd zitten. (Pfffft, wat doet dat met een mens? Ik vind ze vaak afschuwelijk.) Gelukkig maar want op een dag raakt hij hem kwijt. Hij neemt zich voor om hem van begin tot eind na te tekenen; zijn levenswerk. ‘Vaak volgt het ene lijntje uit het andere. [..] Eén lijntje tegelijk. Zo gaat dat.’
Want ‘zijn Bijbel biedt stof voor een heel leven, ja zelfs meer dan dat’.
Het lukt hem en ‘uit genade’ vindt hij ook zijn eigen Bijbel van Doré in rood leren band weer terug.
Of de verteller zonder naam nu echt gek of juist geniaal is, of allebei......ik ben er niet achter gekomen.
Het mooie van dit boek is dat de schrijver heel compact, soms schrijnende dingen weet te zeggen die toch luchtig blijven en die je daardoor bijblijven.
Nog eentje dan: de hoofdpersoon heeft een blikken model van Jezus met een opwindmechanisme. Op een avond komt de dominee langs, ‘ schuift Jezus Christus opzij om plaats te maken voor zijn kleine zwarte tas.’......

donderdag 7 december 2017

Hommelhoning



Geschreven door Torgny Lindgren in 1995. Eerder las ik van hem ‘de Bijbel van Doré’, ‘Het groene glas’ en ‘Norrlands Aquavit’.

Deze keer was het een vondst in de kringloopwinkel voor 50 cent. Daar heb ik dan stiekem plezier in.
En ik moet zeggen: dit was voor mij tot nu toe zijn minst mooie boek. Niet dat hij niet mooi schrijft; hij weet heel poëtisch te schrijven maar.... Ik weet niet. Ik mistte de humor en het ging me tegenstaan. Misschien zag en rook ik met mijn verpleegkundig oog en neus nog meer dan hij soms onsmakelijk beschreef. Ook kon ik me niet identificeren met de ‘verpleegkundige’ schrijfster in het boek, al triggert het thema ‘met een wildvreemde ingesneeuwd raken’ wel mijn fantasie.




Het is een verhaal van tegenstellingen.
Een vijf en veertig jarige vrouw geeft een lezing over ‘heilige gekken en dwazen’ ergens in het noorden van Zweden en krijgt door een bezoeker een slaapplaats aangeboden in zijn huis wat heel eenzaam ligt. Ze gaat erop in ook al staat de man, Hadar, haar tegen. Hij blijkt erg ziek te zijn. Kanker.
Ze raken ingesneeuwd en de vrouw werpt zich op als verzorgster. AL snel ontdekt ze niet ver bij hen vandaan nog een huis met rookpluim. Daar woont de broer Olof. Ook ernstig ziek.
Volgens mij suikerverslaving waardoor hij ontzettend dik is geworden en zijn hart het op korte termijn kan begeven.
‘Als je maar flink veel suiker over de baarzen strooit dan zijn ze wel te eten, dan smaken ze als marsepein.’
Maar zolang er nog rook uit de schoorsteen komt is hij nog niet dood.

Wat belangrijk is, denk ik, dat ze in de avonduren een boek schrijft over de heilige Christoffel.
‘In de hooggestemde delen moest een voortdurend streven naar het banaal alledaagse bespeurd kunnen worden, retoriek in de bovenlaag zou tot een eenvoud en trivialiteit in de diepte leiden, ja, als het evenwicht het zou eisen zelfs vulgariteit.’
Dat verklaart misschien wel het één en ander.

Eigenlijk is zij Christoffel zelf. Niet in de vorm van de patroonheilige van de reizigers maar in de vorm van de noodhelper want ook Olof neemt ze onder haar hoede en ze pendelt heen en weer tussen de huizen met de broers.
Door de gesprekken met de beide broers, ontdekt ze stukje bij beetje wat er allemaal is voorgevallen. Met Minna, de vrouw van Olof, en de zoon van wie niet bekend is van wie hij is. Van Hadar of van Olof.
Een vete tussen broers. De ene meer de geestelijke – al valt dat tegen - en de ander de lichamelijke.
Hun laatste gevecht bestaat eruit wie als laatste zal sterven.
Maar daar heeft de vrouw een oplossing voor en zorgt dat de broers weer een geheel worden.

De hommelhoning slaat op de grootvader die met zijn hond altijd op zoek ging naar honing. Toen Olof dat voor het eerst proefde was hij om.
‘De honing drong tot in zijn hele wezen door en bracht hem in een toestand van gelukzaligheid en verrukking, het was het ogenblik van het volmaakte genot, en de rest van zijn leven had hij onafgebroken maar hoofdzakelijk tevergeefs geprobeerd dat ogenblik en die toestand terug te roepen.’

Helaas is Torgny Lindgren in maart 2017 overleden.




donderdag 2 juni 2016

Het groene glas


Geschreven in dit jaar door Torgny Lindgren. (1938)

Lindgren kende ik al van 'de Bijbel van Doré' en heb zijn onderkoelde humor leren waarderen.
Toen ik op pagina 32 was ben ik maar gestopt met mijn potlood. Er is teveel om te strepen en krassen aan mooie zinnen en dingen om te onthouden voor een blogberichtje.
Wat ik in dat vorige boek zo sterk vond is hier ook weer aanwezig. Het is hilarisch met een serieuze, soms sarcastische ondertoon. Het subtiele hyperboolgebruik als stijlmiddel waardeer ik ook zeer.
Ook dit keer vroeg ik mij af hoe het met de geestelijke gesteldheid van de hoofdpersoon is die caput mortuum als favoriete kleur heeft.
Caput = hoofd en mortuum heeft met de dood te maken. Doodshoofd.
Het boek speelt zich voornamelijk af na de Tweede Wereldoorlog.

Klingsor is een kunstenaar, geboren in het noorden van Zweden in een gezin met twee zussen.
'Zijn ouders en zijn twee zussen, oftewel het gezin, het gezin dat de solide basis vormde van zijn onbegrensde eenzaamheid.'
‘Wij’ willen een biografie schrijven over deze grote kunstenaar en die ‘wij’ hebben zich bloedserieus verdiept in zijn ontwikkelingen vanaf het vinden van het groene glas, de postorder teken- en schildercursussen, zijn kennismaken met Fanny, tot aan zijn dood.
Oftewel, het boek is geschreven in het majesteitsmeervoud. Nergens blijkt of er werkelijk meerdere personen zijn.
Daarom alleen moest ik al grinniken.

Wanneer Klingsor in het bos een scheef opgericht groen glas vindt is dat voor hem de openbaring dat er geen dood is maar slechts het heen en weer bewegen van atomaire deeltjes en nog kleiner.
Daarom wordt hij een kunstschilder van stillevens en legt zich erop toe dat hij dat ‘leven’ in dode materie weet te leggen. (hierin lees ik het sarcasme over de opmerking van mensen die bij een stilleven staan en dat dan 'leven' toedichten.)
‘Ik schilder voor de niet-ingewijden. Ik wil hen inwijden.’
Want: ‘Er is geen dode materie, de dode materie leeft precies zoals wij. Alleen veel en veel langzamer.’
Klingsor erkent aan het einde van het boek dat hij eigenlijk nooit verder is gekomen dan het schilderen van stillevens. Maar hij wordt getroost door de ‘geraakte’ (halfzijdig verlamde) buurman.
‘Verder komen werd verschrikkelijk overschat, zei de buurman. In verder komen zat geen enkele waarde. Waar daarentegen wel een bepaalde waarde in zat, was blijven op de plek die je gegeven was en geen tegenslagen krijgen en weten dat je niet was afgedwaald en dat je je leven volgens plan had volbracht’

Heel veel typen mensen worden subtiel op de hak genomen. Prachtig.
Geen enkele kunstenaar zal zichzelf na het lezen van dit boek nog serieus nemen, vermoed ik.
Waarom ik een plaatje van een schilderij van Cézanne heb toegevoegd....dat wordt bij het lezen vanzelf duidelijk.

maandag 5 september 2016

Norrlandse Aquavit


Geschreven in 2007 door Torgny Lindgren (1938) Ik las een tweede druk uit 2010.
Eerder las ik van hem ‘de Bijbel van Doré’ en ‘Het groene glas’.

Een opwekkingsprediker, Olof Helmerson, keert na vijftig jaar terug naar Neder – Avabäck in het noorden van Zweden om zijn zeven(!) gemeenten weer toe te spreken. Tussen 1947 en 1955 heeft hij daar een grote opwekking in gang gezet en sommigen heeft hij zelfs verschillende keren bekeerd maar dit is zijn laatste reis en deze keer is zijn missie volstrekt tegenovergesteld: de bekeerden overtuigen van de valsheid en leugenachtigheid van de bekeringsboodschap, hen nogmaals te bekeren maar nu in tegenovergestelde richting.
Een innerlijke stem heeft hem dat gezegd. O ironie!
Maar helaas, die vijftig jaren zijn ook in het noorden niet zomaar voorbij gegleden. Ook daar heeft de urbanisatie toegeslagen en heeft de dood velen bekenden ingehaald.
De vierentachtig jarige Olof rijd op zijn vouwfiets rond en bezoekt degenen die hem nog zouden moeten kennen.
Jammer voor zijn ego, maar dat zijn er erg weinig. Alleen de oude Gerda, die al drie jaar ligt te wachten op hem, herkent hem direct.
De ‘Stockholmer’, een nieuw gezicht voor de prediker reageert droogjes op zijn pogingen: Dan moet je ons eerst opwekken en bekeren voordat je ons weer van de bekering af kunt helpen.

Er wordt een moord gepleegd en Olof blijkt ook nog eens een dochter te hebben. Alles gelardeerd met het voor mij al bekende cynisme.
Asta is de verzorgster van Gerda en Olof vraagt aan Asta waarom ze de klok niet opwindt. En Asta antwoord met een sneer naar de 'zorgelijke' bureaucratie: “Nee, dat staat niet in het schema”.
Ze had het zelfs nagevraagd bij de autoriteiten in de stad. Maar ze had graag gewild dat het mocht.

Zo zit het boek vol met aardigheden. Langzaam lezen is het devies.
Tussendoor zit een verslag van een bezoek van Koning Karl in dat gebied in de negentiende eeuw waarbij ook allerlei wonderen gebeurden. Vergelijkbaar met het bezoek van Olof. Denk ik. Alleen wat flamboyanter.
De plaatselijke journalist, Leif Vikström is daar mee bezig en Olof mag meelezen. Leif kan niets anders dus werd hij maar schrijver.

‘Je mag toch ook in God geloven als je een afvallige bent?’ zei Marita.
‘Uiteraard’ zei Olof Helmerson, ‘Vrijwel alle afvalligen zijn gelovigen.’