Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Jón Kalman Stefánsson. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Jón Kalman Stefánsson. Sorteren op datum Alle posts tonen

maandag 27 juli 2015

Het hart van de mens


Geschreven door Jón Kalman Stefánsson (1963) in 2013. Ik las een digitale editie naar deze eerste druk.
Vertaald uit het IJslands door Marcel Otten die daarvoor een werkbeurs ontving.
Eerder las ik ‘Hemel en Hel’.
Dat vond ik een prachtig boek wat helaas halverwege inzakte. Nu weet ik dat het een eerste deel is van een trilogie. Dit boek is het laatste deel. Daartussen zit ‘Het verdriet van de engelen’.
Helaas had ik dat niet door en heb ik nu het laatste deel eerst gelezen, want dát was in de aanbieding bij Bol.com.
Wel komen veel dezelfde figuren er in voor. Dat scheelt. Het gaat weer over ‘de jongen’.
‘In een oud Arabisch medisch handboek staat dat het hart in twee kamers is verdeeld, de ene heet geluk, de andere wanhoop, op welke moeten we vertrouwen?’


Met deze vraag begint het boek en dat is het dilemma van de jongen.
Deze jongen was onderweg vanuit de Nes met Jens, de postbode, Hjalti de knecht en Asta in een kist.
Kennelijk moesten ze door barre omstandigheden ploeteren want onderweg in een sneeuwstorm zijn ze Hjalti, kwijtgeraakt en ook zichzelf. Maar waaróm ze nu op weg waren, daar ben ik niet achter gekomen. Dat staat misschien in het tussenliggende deel.
Het boek begint met beschouwingen vanuit het dodenrijk en dat herhaalt zich een paar keer.
Maar de jongen slaat zijn ogen op in een bed ergens in Vlakland. Daar wordt hij gekust door een meisje met sproeten, groene ogen en rood haar. Dat maakt een onvergetelijke indruk.
‘Waar is het leven als het niet in een kus zit?’

Na de begrafenis van Asta gaan de jongen en Jens weer terug naar hun dorp. Dat dorp houdt zich bezig met het vangen en verwerken van stokvis.
Alleen Gisli, de broer van de grootste stokvishandelaar en de leraar van de jongen, is een intellectueel.
‘Het is noodzakelijk zo vroeg op weg te gaan om mensen te vermijden, dat vervelende klootjesvolk, die aanbidders van stokvis. Het wordt nooit iets met dat volk, zegt hij hardop tegen zichzelf, tegen het licht, tegen zijn wandelstok, het zal nooit scholing boven de vis verkiezen, nooit vertrouwen op de kracht van het verstand, duizend jaar wonen op dit eiland heeft het volk kleingekregen, het vertrouwt op zijn handen, niet op zijn geest, op werken, niet op denken en het kan nauwelijks het geduld opbrengen iets groots tot stand te brengen.’
Daar zal ie achter komen want Geirthrud, de eigenaresse van een bar, denkt goed na. Zij durft tegen de oeroude tradities in te gaan.
Dat Stefánsson goed kan schrijven wist ik al. Weer weet hij de sfeer zo neer te zetten dat het je in deze harde, letterlijk koude maatschappij ook koud om het hart wordt. In dit boek weet hij het vol te houden tot het - bittere? - einde.

Ik kan er natuurlijk van alles over zeggen maar er staan weer zoveel mooie passages in. Die spreken voor zichzelf.
Een greep uit mijn aangestreepte gedeelten:
‘Het zwaarste in het leven is dat je nooit aan jezelf ontkomt, aan je bestaan ontkomt, dat je bent opgesloten in een doos, in een wereld die nooit van jou terrein verliest, behalve misschien hier en daar in een droom, maar die je inhaalt zodra je je ogen open doet, hoe kun je zoiets uit houden? Het zwaarste is dat je het leven niet begrijpt, de noten kent, maar niet de melodie.’

…hij moet gewoon blijven liggen, het is een vergissing bij de mens geweest op zijn achterbenen te gaan staan, daarmee is het touwtrekken tussen hemel en hel begonnen.’

‘Geschreven woorden vergeten bovendien niets, maar heinneren zich alles, ze liggen misschien ergens in de vergetelheid en de duisternis, maar ze lichten op zodra iemand hun kant op kijkt.’

‘We zijn nooit dezelfden, de aanwezigheid van anderen verandert ons, trekt andere registers open en hoogstzelden allemaal tegelijk, in ieder mens zitten verborgen werelden en sommigen komen nooit aan de oppervlakte.’

Die laatste sluit aan bij mijn eigen idee dat er in elk mens zoveel potentie zit. Dat één leven te weinig is om het allemaal tot ontplooiing te kunnen brengen. Het is misschien wel bedacht om er een eeuwigheid mee te vullen.


vrijdag 11 oktober 2013

Hemel en hel

Geschreven door de IJslander Jón Kalman Stefánsson in 2007.
Het werd in het Nederlands vertaald in 2010. Ik las de derde druk uit 2013.

Ik kan me niet herinneren dat ik ooit moe ben geworden van een boek. Deze keer werd ik het.
Er staan zoveel mooie zinnen in dat het eigenlijk teveel is. Net zoals je je woonkamer of tuin volzet met eyecatchers. Hondsmoe word je daarvan. In een tuin heb je nietszeggend groen nodig om de blikvangers tot hun recht te laten komen. Zo moet dat denk ik ook in een boek.
Desalniettemin is het een mooi boek dat helaas op ongeveer twee derde inkakt. Je zou kunnen zeggen dat je vanuit de hemel in de hel belandt maar dat is vast niet de bedoeling. Door dat laatste deel moest ik me echt heen slepen.
Ik begrijp daar ook de bedoeling niet van. Is het een opmaat voor volgende boeken? (ja dus) Of gewoon een verkeerd ingeschatte spanningsboog?

Alle mensen in het boek hebben een naam behalve de hoofdpersoon: De Jongen.
Deze jongen maakt mee hoe zijn beste vriend, Bardur indirect overlijdt aan een boek. De Jongen neemt het als taak op zich om dat boek (Paradise Lost van Milton) terug te brengen bij de rechtmatige eigenaar. Daar verzandt het verhaal, naar mijn mening, in teveel bij-verhalen. De Jongen verliest in zijn vriend het Paradijs waar ze beiden met hun gevoel voor proza en poëzie in leefden, maar dat hij in een hel belandt kan ik ook weer niet zeggen.
Het verhaal speelt zich af rond 1885 want Emile Zola heeft net een roman gepubliceerd. (P 24)
De (atmos)sfeer uit het IJslandse van de eind negentiende eeuw is een sfeer van hard werken, ijzige kou, nattigheid en een rauwe natuur. Die drong zelfs tot mijn botten door. Heel knap gedaan.

Dan toch maar even een paar van die prachtige diepzinnige zinnen:
‘Ons bestaan is een niet-aflatende zoektocht naar oplossingen, want wie soelaas, geluk zoekt probeert al het slechte verre te houden. Sommigen begeven zich op een lange, moeilijke zoektocht en vinden het misschien nooit, behalve een doel, bevrijding of troost in de zoektocht zelf en wij, de anderen, bewonderen hun doorzettingsvermogen, maar we hebben zelf genoeg problemen met puur overleven en nemen dan liever Chinees levenselixer in plaats van te zoeken, maar we vragen constant wat de kortste weg naar geluk is en we vinden het antwoord in God, de wetenschap, brandewijn, Chinees levenselixer.’

‘Wie sterft verandert ogenblikkelijk in een verleden. Het doet er niet toe hoe belangrijk een mens was, hoeveel goedheid en wilskracht hij bezat en hoe ondenkbaar het leven zonder hem is: de dood zegt tik ik heb je, het leven verdwijnt in een fractie van een seconde en de mens verandert in een verleden. Alles wat met hem is verbonden wordt herinnering die je poogt niet te vergeten, want vergeten is verraad. Vergeten hoe hij koffie dronk, Vergeten hoe hij lachte. Hoe hij opkeek. En toch vergeet je. Het leven eist dat. Je vergeet onverbiddelijk en dat kan zo’n pijn doen dat je hart steekt.’

En dan ook nog mooie passages over ‘woorden’ en het (on)belang daarvan, maar dat leest een ieder maar zelf.