Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Guus Kuijer. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Guus Kuijer. Sorteren op datum Alle posts tonen

maandag 8 december 2014

De Bijbel voor ongelovigen deel 2


Na deel 1 wat mij zeer boeide heb ik nu ook deel twee van Guus Kuijer gelezen in een digitale versie naar de eerste druk uit 2013.

Dit deel gaat voornamelijk over de Exodus; de uit- en intocht en nog wat verhalen uit het boek Richteren. De Exodus wordt beschreven vanuit het perspectief van de inmiddels oud geworden Egyptische prinses die Mozes uit het water viste. Deze prinses Thermutis, ze wordt later door Jochebed tot Bitja omgedoopt, sluit zich, vanwege haar liefde tot haar pleegzoon en Mered (ik ben de dwaas, die in zijn hart zegt: er is geen God.), aan bij de Israëlieten wanneer die Egypte verlaten.
Dat klopt ook warempel met 1 Kronieken 4 :18 waar staat: …….en die zijn kinderen van Bitja, de dochter van Farao, die Mered genomen had…… nooit geweten.
Bij Kuijer is Mered één van de twee verspieders.
De vrijheid van de schrijver zullen we maar denken.

Voortdurend kom je zijn cynisme tegen: ‘Het deed pijn om mijn land te verlaten [..] Ik mocht niet klagen, zei men, het was mijn eigen keus, maar het is de vraag hoeveel keus de mens heeft en hoeveel door de goden vooraf is bepaald. Terwijl we denken dat we vrij zijn, voeren we gehoorzaam hun opdrachten uit tot de dood erop volgt. De Israëlieten trokken juichend de vrijheid in om vervolgens de slaaf te worden van hun God. De mens leeft in illusies en zelfbedrog, zoveel is zeker.’

Het wonderlijke verhaal van Mouses/Mozes, wanneer God hem probeert te doden in Ex 4:24 krijgt een plaats. Je voelt de vraagtekens van de schrijver. Die heb ik ook. Volgens de studiebijbel die ik sinds kort heb, grijpt dit terug op Gen 17:14. Alles wat mannelijk was moest besneden worden, zo niet dan moest hij van zijn volksgenoten worden afgesneden. En Mozes had (één van?) zijn zonen niet besneden. Maar waarom hem dan eerst roepen en vervolgens proberen te doden?
Bij deze passage kwam het scepticisme van Kuijer ook heel duidelijk naar voren. Wanneer Zippora tegen Mouses roept: “Als God je wilt vermoorden, verzet je dan! Heeft Jakob niet tegen Hem gevochten?” “Niet echt,” kreunde Mouses, “dat verhaal moet je symbolisch opvatten. [..] Alles wat niet kan moet je symbolisch opvatten”.
‘Toen Mouses me dit vertelde ging me een licht op. Als je iets niet kunt geloven is het gewoon symbolisch bedoeld! Dat is de oplossing voor alles wat de mensen je proberen wijs te maken. Symbolisch kan alles, niets is onmogelijk! Wat een vondst! Neem het mee, steek het in je zak en elke vorm van waanzin is aanvaardbaar.’


De verhalen van de Rechters worden verteld bij monde van Jaël, de vrouw die Sisera een tentharing door zijn hersenpan joeg. ‘Ik wilde hem pas doden nadat hij had bewezen dat hij mij liefhad. Hij kuste me. Is onze liefde niet altijd gedeeltelijk angst? Hebben we God niet lief uit vrees?’
Niet alle rechters krijgen aandacht. Ehud, Debora en Barak, Gideon, Jeftha en Simson passeren de revue.

Ja, Kuijer kent de Bijbel wel. Maar niet goed genoeg. Zelfs Kuijer kan zich vergissen.
In het verhaal van Gideon laat hij de driehonderd man die Gideon uiteindelijk overhoudt, het water opslurpen met hun mond. (p 372) In mijn Bijbel staat dat het juist de mannen die het water met hun handen uit het water schepten en opdronken tot de famous bende van driehonderd behoorden. (Rich 7)
Of heeft hij dit bewust gedaan?
Ik zie hem er voor op aan want hij schrijft ergens in het verhaal van Simson: ‘U mag geloven wat u wilt, maar bedenk dat vertellers door God worden geïnspireerd en dus nooit liegen. Ze kunnen zich hoogstens vergissen hier of daar.’
Alweer volgens mijn kersverse Studiebijbel heeft deze willekeurige keus tussen de manschappen van Gideon geen betekenis. Dat betwijfel ik dan weer. Niets staat zomaar in de Bijbel. We weten het alleen nog niet.

Hoewel ik dit boek ook weer bijna in één ruk heb gelezen en ervan heb genoten want heus er staan weer mooie dingen in, in die zin dat de verhalen meer gaan leven. Wanneer je de prinses door de kikkers ‘ziet’ waden en glibberen besef je de impact van de plagen. Maar, zo vraag ik mij alweer af wat is de bedoeling van de schrijver? De verhalen levend houden, oké maar met welk doel wanneer ze steeds verder van ons dreigen af te drijven omdat ze letterlijk gezien steeds moeilijker te geloven vallen en er naar een diepere betekenis niet wordt gezocht?
Want daar doet Kuijer niet aan. Uit zijn woorden straalt soms een sarcastische kilheid.
‘Ehud was niet van het weekhartige soort, hij schuwde het geweld niet, hij was een man naar Gods hart.’
En ‘God houdt alleen van mensen die in Hem geloven, de rest moet dood, op welke manier dan ook. Onthoud dat, knoop het in uw oren, vergeet het nooit.’

Zo kom ik weer tot de conclusie dat wanneer je niet gelooft dat de Bijbel Goddelijk is geïnspireerd, een openbaring is en je de verhalen alleen maar als verhalen ziet, je dan tot een heel ander (wereld)beeld komt. Goddelijke inspiratie betekent dat niet alleen de letterlijk betekenis van belang is. Juist niet!
Wanneer je rationeel denkt dat religie door mensen is ‘bedacht’: al het spreken over God komt van beneden enz., dan ben je naar mijn gevoel een grens gepasseerd. Waarom zou je dan überhaupt nog geloven in een Opperwezen? Vanuit een hang naar nostalgie of om ervaringen die buiten je begripsvermogen liggen een plaatsje te geven? Zin geven aan wat esoterische behoeften?
Voor mij is dat in de kern zinloos, nutteloos en doelloos.
Ik ben er vast van overtuigd dat er een Kracht is die wij God noemen. Die hebben wij niet geschapen maar Hij heeft ons geschapen. Mijn geloof in Hem komt niet uit mezelf maar van Hem, van buiten mijzelf. Dat is mijn ervaring.
Wanneer ik daar niet meer van overtuigd zou zijn heeft geloven geen zin meer en moet ik de zin van mijn leven zelf bedenken en maken zoals zovelen dat ook prima kunnen. Ogenschijnlijk tenminste.
Voor mij zou dan de grote vraag zijn: hoe hou ik mezelf gemotiveerd? Waar haal ik mijn inspiratie en mijn bevestiging vandaan?
Van andere mensen? Hoeveel is dat waard?


woensdag 31 januari 2018

ter Lindenbladzijde 2


Ds. Nico ter Linden is overleden. Broer van ds. Carel.
Eénentachtig jaar oud. Ik ken hem van ‘Het verhaal gaat’. Daar heb ik de eerste twee delen van.
Verder niet want vrijzinnige dominees, daar moest je voor oppassen.
Nu weet ik dat vrijzinnige dominees best wel vrij zinnige dingen kunnen zeggen. Zo ook in zijn verhalen die zo duidelijk de link hebben met onze tijden.
‘Er zaten maar twee kindertjes op de school met de Bijbel van Bersebar: Jakob en Esau.’
Wanneer ik hem vergelijk met Guus Kuijer, die ook de verhalen uit de Bijbel heeft herverteld, dan valt mij de milde en zachtmoedige toon van ter Linden op. Guus is veel sarcastischer en vooral in zijn tweede boek vond ik hem al beduidend meer anti-theïstisch.

Voor ter Linden was het belangrijk dat de verhalen blijvend worden doorverteld.
Ik kan het alleen maar met hem eens zijn. De verhalen hebben we nodig en zijn belangrijk om te leren over God en over het intermenselijke verkeer, ook al zijn sommige verhalen wetenschappelijk niet kloppend te krijgen met de naturalistische werkelijkheid. Dat doet er niet zo toe.
‘Wel waar maar niet echt gebeurd.’
Maar daarin ging Nico wel veel verder dan ik. Te ver.
Het is ook niet echt meelevend voor de joodse medemens om hun vaderlandse geschiedenis als ‘niet echt gebeurd’ te bestempelen.
Om over de opstanding van Jezus maar te zwijgen.

Op deze laatste dag van de week van de poëzie het gedicht van Bredero (1585 – 1618) wat voor ter Linde wel iets betekend heeft, zo begreep ik uit een interview.


AANDACHTIG GEBED

O Levendige God! eeuwig, goed en almachtig,
Aanschouw meelijdelijk mij droeve en neerslachtig
Een uitgekweelde man van sobere gestalt;
Gedoog niet dat hem nu de wanhoop overvalt,
Die toch een vijand is van Hemelse genade,
Want zij mijn arme ziel zou eeuwelijke schaden.
Ontvang, O Heere! toch het zuiverst’ van mijn hert,
Geef dat mij mijne zond’ niet toegerekend werd.
Neem mij, die hier op aard’ als vreemdeling moest zwerven,
In ’s Hemels borgerij na een godzalig sterven.
Ach! dat uw lieve Zoon, met zijn onschuldig bloed,
Voor mij, kenschuldige, de borgtocht voldoet.
Och! ik ben uitgeteerd en ga met smart betreden
De algemene weg van d’ouwde lang verleden.
O Heer! ik kijve niet, noch hadder niet met u.
Het sterven is mij lief, is ‘t U behagelijk nu,
Want gij hebt mij gemaakt en moogt mij weer ontmaken,
Wanneer ’t u wel gevalt. O God! vóór alle zaken
Beveel ik u mijn Ziel, o Zaligmaker goed!
Ick geer geen ander vreugd, ik zoek geen ander zoet,
Geen ander blijdschap, ach! noch ook geen liever lusten,
Als bij de Bruidegom van mijne ziel te rusten.





zaterdag 24 mei 2014

De Bijbel voor ongelovigen

Het begin Genesis.

Geschreven door Guus Kuijer in 2012.
Ik las de ‘dwarsligger’ in mijn vakantie. Ook figuurlijk gezien is het enigszins een dwarsligger. Ooit begon ik, met het uitzicht op de piramides van Gizeh in Egypte aan Rosita Steenbeek’s ‘Siciliaans testament’. Dat heb ik toen weggesmeten.
Met in mijn ooghoeken de piramides en dan lezen over Sicilië? Dat kon mijn brein niet aan. Ik raakte van de leg.
Met Bijbel verhalen is dat toch anders. Zij zijn zo universeel dat het niet uitmaakt waar of wanneer je die ter hand neemt. Met de titel wist ik in eerste instantie geen raad. Maar al lezende weg ging ik het meer begrijpen. Guus herschrijft de Bijbelverhalen, die hij zeer waardevol vindt, als ongelovige.
Dat is af en toe best verrassend. Hij schrijft ze vanuit een ander perspectief. Bijvoorbeeld vanuit het perspectief van Cham, Izak en Sara. Natuurlijk gebruikt hij zijn fantasie maar die mag er zijn. De verhalen worden opeens meer de verhalen van gewone mensen. Ze roepen herkenning op.
Hij schrijft zelf in zijn nawoord: ‘Het is bovendien een beschrijving van de menselijke aard, een ‘zie de mens’ in zijn grootsheid maar zeker ook in zijn kleinzieligheid. […] De worsteling met God is de worsteling met het raadsel dat leven heet’.
Als hij zichzelf dan ongelovig noemt, ben ik het ook.

Het zijn mooie verhalen voor mensen die niets van de Bijbel weten, maar weet je daar meer tot veel meer van dan geniet je nog meer van zijn humor.
Wanneer Sara vindt dat Hagar haar niet netjes meer behandeldt en aan Abraham vraagt of hij Hagar en Ismaël wil wegsturen, lacht hij haar uit maar de volgende dag komt hij naar Sara toe en zegt (vanuit het perspectief van Sara): ’Luister, ik heb God gesproken. Hij zei dat ik me niet bezwaard hoefde te voelen vanwege de jongen of de slavin. Hij zei: ”Alles wat Sara je vraagt moet je doen”.
Het duurde even voor dat zinnetje goed tot me was doorgedrongen: ‘Alles wat Sara je vraagt moet je doen’. Loof de Heer. Wat een schitterende fantastische God hebben we toch! Alles doen wat Sara je vraagt. Dat lijkt me inderdaad het allerbeste wat mijn man, wat zeg ik, wat de mensheid kan doen! Ik hoop dat mijn vrouwelijke nageslacht deze goddelijke boodschap goed in zich opneemt.

Dat werkt behoorlijk op mijn lachspieren.

Een ander item wat nu pas goed tot mij doordrong: Wanneer Abraham gaat onderhandelen met God over de rechtvaardigen die in Sodom zouden wonen, probeert Sara daar iedere keer tussenbeide te komen; ze wil ook wat zeggen maar krijgt geen aandacht. Later barst ze uit tegen Abraham: 'Maar Abraham, er leven in die stad honderden onschuldige kinderen!’
Toen moest ik aan Jona denken, die God verwijt dat Hij Ninevé, met al die slechte mensen niet omkeert. Dan zegt God om Zijn besluit toe te lichten om Ninevé te sparen:
Jona 4: 11 '....zou ik dan geen verdriet hebben om Ninevé, die grote stad, waar meer dan honderdtwintigduizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren?’
Best wel vreemd eigenlijk. De ene stad keert Hij om en een andere stad niet omdat Hij mededogen heeft met de kinderen en dieren.

Zo staan er meer dingen in die je tot denken aanzetten, mooie dingen en verdrietige. Er komt meer psychologie om de hoek kijken en dat is heel boeiend.
Toch denk ik dat je bij de Bijbel, wat een geloofsboek is, de doorlopende rode draad van het 'waarom' moet proberen te blijven zien ook al zijn de verhalen apart allemaal even mooi en hebben ze ook los van elkaar ons veel te zeggen.

maandag 28 maart 2016

De bijbel nu


Geschreven door Meir Shalev in 1985; vertaald in het Nederlands in 1995.

In zijn voorwoord schrijft Shalev dat hij is opgegroeid in een niet religieus gezin wat wel veel belangstelling had voor de Bijbelse verhalen.
Hij werd door zijn ouders naar allerlei – uit de Bijbel bekende - plaatsen toe gesleept: waar Simson was geboren, de haven waar Jona op de vlucht sloeg, de dorsvloer van Arauna; nu Tempelberg enz.
Als niet religieus beïnvloed persoon beschrijft hij verschillende verhalen zoals iemand naar zijn eigen vaderlandse geschiedenis kijkt. ‘Toevallig’ is het in dit geval het Oude Testament van de Bijbel en dan vooral de verhalen van de rechters, koningen en profeten.
Hij beschrijft het één en ander met een vlijmscherpe, ironische en soms sarcastische pen.
De gelovige diepgang ontbreekt.

Hij heeft zich wel zeer verdiept in die geschiedenissen en haalt verschillende keren de Talmoed aan met commentaren van al dan niet bekende rabbijnen om begrip te krijgen voor de soms wonderlijke verhalen.
Het levert gewaagde, grappige en soms ook leerzame gedachten op. Ongelovigen durven nu eenmaal meer dingen hardop te zeggen/schrijven dan gelovigen.
Wij calculeren misschien teveel met de rekening die we op een dag gepresenteerd krijgen.
Van deze Shalev kan ik het beter verdragen dan van iemand als Guus Kuijer, die mij op een gegeven moment ging irriteren.

Jammer is wel dat je eigenlijk bekend moet zijn met de Joodse politiek van die tijd. Dan heb je er nog meer plezier in want die krijgt er regelmatig direct en indirect van langs.
Wanneer Abraham handje-contantje de spelonk van Machpela koopt omdat hij al doorzag hoe de onderhandelingen zouden verlopen verzucht Shalev:
‘In deze dagen van Israëls economische nonsens-beleid doet het deugd in de Bijbel te lezen over de eerste triomf van de Joodse handelsgeest.’

Nadat Mozes gestorven is en aan de zwerftocht een einde is gekomen; ‘wordt de Levitische politie ontwapent en krijgt harpen en luiten in de hand gedrukt.
Met de hulp van God de oppositie de grond in boren is niet langer een geaccepteerde politiek praktijk. We zullen het hier niet hebben over het bekende, bijzondere geval van een oppositie die zichzelf de grond in boort. Dat geval is op zich interessant, maar we hebben er in de Bijbel geen voorbeelden van gevonden.’


Het boek Job krijgt vanzelfsprekend ook aandacht en de schrijver begrijpt niet waarom Job nooit de ware reden van zijn lijden te weten zal komen: de weddenschap met de satan.
Het antwoord wat Job krijgt van God is geen antwoord. ‘de spoedcursus zoetwaterfauna en elementaire vogelkunde, de informatie over de drachttijd van zoogdieren en een paar verzen over de geheimenissen van de schepping, vormen geen antwoord op de vraag waarmee Job zit.’ [....]
‘Wij, van mening dat Gods antwoord is geschreven door een sterveling, bevelen de schepper van harte aan voor zijn volgende toespraken een betere tekstschrijver in dienst te nemen.’

Wanneer Saul, als startende koning zich voorneemt om Jabes in Gilead van de belegeraars te verlossen moet hij aan een leger zien te komen: twee koeien worden in stukken gehakt en de hompen worden verstuurd naar alle delen van het land. (1 Sam 11)
‘De bloederige hompen ongevild vlees zijn tot op de dag van vandaag het overtuigendste mobilisatiebevel dat een Israëlitische bevelhebber ooit aan zijn reservisten heeft gezonden.’


Ik wil meer van hem lezen.